GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 14

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

eerbied, verwondering, bescheidenheid

Dan — na ruim drie jaar: het kandidaatsexamen. Het wordt voorbereid door een groot aantal tentamens, lichtere en zwaardere, die volgens een bepaald schema in de loop van die drie jaar moeten worden afgelegd. Zijn die tentamens goed uitgevallen, dan is het „kantjes" geen verschrikking meer. Al vóór het kandidaatsexamen kunnen de studenten zich in verschillende richtingen gaan specialiseren — op het examen wordt daarmee rekening gehouden. Men kan het accent leggen op een meer experimentele aanpak van de studie (experimentele plant- of dierkunde, biochemie, biofysica) dan wel op een meer beschrijvende, ruwweg gezegd: op werken in het laboratorium dan wel in het veld. Na het kandidaatsexamen kan men zich dan op allerlei wijzen jn de gekozen richting verder specialiseren, waarbij de verplichte keuze van één hoofdvak en twee bijvakken de mogelijkheid schept, zich ook buiten het terrein van zijn specialisatie te bekwamen.

van zijn medewerkers ^ maar de student mag nu in belangrijke mate bepalen, hóe hij het onderzoek wil uitvoeren. Hij mag zijn v^rk nu met ouderen bespreken en kan zich daarbij de luxe permitteren, het niet met hen eens te zijn. Hij mag ernaar streven, anderen, die zich vóór hem met dezelfde vragen bezighielden, te overtreffen. U vraagt: wat voor onderzoek wordt er dan in de tweede helft van de studie gedaan? Met het antwoord op die vraag zou ihen een heel V.U.-blad kunnen vullen. Daarom slechts enkele flitsen. Een deel van de studenten gaat de botanische kant uit. Ze gaan zich bijv. bij prof. Algera verdiepen in de vraag, wat schimmels in aardappels doen om zo iets meer te weten te komen van die schimmels en van het leven van (aardappel)cellen. Bij prof. Kuilman kunnen ze zich bezighouden met het verband tussen allerlei uitwendige omstandigheden en de groei van planten. Onder welke omstandigheden „stuift" het gras (en krijgen sommige mensen dus hooikoorts) ? Bij drs. Vroman valt het accent op de plantensystematiek en leren ze, dat het uiterlijk van een plant wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen enerzijds en de uitwendige omstandigheden anderzijds. Bij dr. Stouthamer tenslotte kunnen ze de microbiologie beoefenen en met ingewikkelde apparatuur allerlei verschijnselen in gistcellen en bacteriën bestuderen. Ook binnen de dierkunde zijn vele mogelijkheden. Bij prof. Lever is gelegenheid om onder leiding van dr, Spronk te werken over de verdeling in het lichaam van allerlei stoffen, die in zeer kleine hoeveelheden aanwezig zijn (zoals koper). In een andere afdeling, bij dr. Joosse, kunnen de kandidaten zich bezighouden met de processen, die samenhangen met het leggen van eieren en met de stoffen, die daarop invloed uitoefenen. Bij dr. Boer bestaat gelegenheid; allerlei details in cellen te bestuderen met behulp van de electronen microscoop. Het gaat daarbij steeds om hetzelfde dier; de Poelslak, zodat het onderzoek van de een dat van de ander kan aanvullen.

Na het kandidaatsexamen. Nu gaat de wereld voor de studenten open! Want nu kunnen ze zelf onderzoek gaan doen. Natuurlijk: onder leiding van een docent of

Maar er is op dierkunde nog heel wat meer te beleven. Bij prof. Voous bestaat gelegenheid, mee te werken aan een onderzoek over de verspreiding van vogels, vooral van roofvogels en van uilen. Daarmee

(biologie) De biologen hebben in 1966 ruimte gekregen. In de loop van enkele maanden verhuisden de verschillende afdelingen van het oude laboratorium in de Rapenburgerstraat naar het mooie nieuwe gebouw aan de De Boelelaan. Ze behoeven elkaar nu niet meer te verdringen — ze kunnen uit de voeten. Maar ruimte aMeen betekent nog maar weinig. Daar is het dan ook niet bi] gebleven. In de nieuwe laboratoria staat een kostbare apparatuur van allerlei slag en soort opgesteld — in de oude behuizing had die nooit een plaats kunnen krijgen. Wat een rijkdom! Het onderzoek op allerlei terrein kan nu op veel uitgebreider schaal plaatsvinden. De mogelijkheden zijn er ' en de biologen mogen nu het bewijs leveren, dat ze er gebruik van weten te maken. Ze zijn in het nieuwe gebouw dan ook druk aan de slag gegaan. Er is al heel wat mooi onderzoek verricht, er werden in de vakbladen al heel wat artikelen gepubliceerd en er staan er nog meer op stapel. Dat moet steeds dóórgaan; wie zich bezighoudt met het onderzoek van de levende natuur, komt nooit klaar! De taak, die de biologen daarmee op zich hebben genomen, is bepaald geen kleinigheid. Zij willen allerlei facetten van de levende natuur onderzoeken en omdat ze werken aan een christelijke universiteit, willen ze zich voortdurend bewust zijn, dat ze in hun onderzoek bezig zijn met Gods schepping. Eerbied, verwondering en bescheidenheid mogen bij hun werk nooit worden gemist. Wie meent, dat zulks vanzelf spreekt, heeft nog nooit iets gevoeld van de spanning, die daaruit kan voortkomen. Gaat het hier om een ideaal? Ongetwijfeld en die biologen jagen ernaar om het te verwezenlijken! Behalve onderzoek ook onderwijs. Naast het onderzoek behoort het onderwijs tot de taak van iedere universiteit, ook tot die van de „Vrije". De onderzoekers houden zich' ook bezig met de opleiding van steeds weer nieuwe generaties biologen. Gedurende de eerste jaren is die opleiding vrij strak. De studenten moeten een groot aantal colleges volgen en hebben zich op verschillende terreinen praktisch te

T6

bekwamen. Soms hebben die colleges de vorm van een gesprek. Dan vooral is de hoogleraar niet meer de man in de ivoren toren, de man aan de andere kant — hij daalt tijdens zo'n gesprek af tot het niveau van zijn studenten in het besef, dat hij ook van hen nog veel kan leren. De praktische oefeningen, die des middags worden gehouden in grote en ruime zalen, geven de studenten gelegenheid om met de levende natuur om te gaan, om te zien en te beschrijven. Een fijne verhouding tussen docenten en studenten ontstaat als vanzelf op de verschillende excursies en niet te vergeten in het jaarlijkse zomerkamp op Schiermonnikoog. Na twee jaar gaan de studenten zelfstandiger werken. Ze moeten dan dingen doen, die niet meer precies beschreven staan. Ze moeten nu leren zichzelf, uiteraard onder leiding van ouderen, tot biologen te ontwikkelen. Derde jaar — cursusjaar!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

VU-Blad | 226 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

VU-Blad | 226 Pagina's