GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1971 - pagina 193

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1971 - pagina 193

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

m

magazine

Vragen van rechtbank verslaggever 'De gebouwen waarin de zestig Icantongerecliten, negentien arrondissementsrechtbanl<en en vijf gerechtshoven van Nederland zijn gevestigd, bieden, op enl<ele uitzonderingen na, een sombere, deprimerende aanblik. Ze zijn tot stand gekomen in de tweede helft van de vorige eeuw; protserige, neoklassieke tempels van het recht, of volstrekt stijlloze kantoorpanden, in grauwheid nauwelijks verschillend van het soms aangebouwde huis van bewaring. Het interieur is dienovereenkomstig; lange, kale gangen leidend naar zalen met hoge plafonds, muffe gordijnen, zware wanstaltige stoeien voor de rechters en harde houten banken voor verdachten en getuigen. in de troosteloze wachtkamers hangt de sfeer van gelaten afwachten in onderdanigheid, die vermoedelijk wel paste in het sociale beeld van 1886, maar een anachronisme lijkt in het maatschappelijk patroon van onze dagen.' Deze passage is ontleend aan het onlangs bij uitgeverij Van Gennep N.V. verschenen boek 'De rechten van de mens en de mensen van het recht' van de Amsterdamse journalist Jac. van Veen; een verzameling kritische beschouwingen over de praktijk van de Nederlandse strafrechtspleging, gebaseerd op de inhoud van zijn gelijknamige rubriek in het dagblad 'Het Parool'. Is het voor het aanzien van liet recht en voor de gevoelens van de burger van wezenlijk belang, hoe onze gerechtsgebouwen er van buiten en binnen uitzien? Dient bij modernisering te worden gestreefd naar wegneming van drempelvrees, of moet een zekere afstand worden bewaard? Is het wel of niet gewenst, dat de rechters zijn gezeten op een podium en gehuld in toga? Waarom zit de officier van Wstltie op hetzelfde niveau als de 'echters en niet op dat van zijn tegenspeler in het strafproces: de advocaat?

Te veel distantie in de rechtzaal? door Jac. van Veen Van Veen: 'Vormt het plechtstatige karakter van de meeste gerechtsgebouwen naar uw oordeel mede een oorzaak van de gevoelens van onbehagen, waarmee burgers - niet alleen verdachten, maar ook getuigen en partijen in civiel geding - het paleis van justitie betreden?' Bianchi: 'Die oude gebouwen hebben iets van de majesteit van het recht, typerend voor de vroegere regentenmentaliteit. De drempelvrees moet in de vorige eeuw zeer groot zijn geweest en is - dacht ik - ook nu nog steeds aanwezig.' Mulder: 'Ik vraag,mij af, of een verdachte, die moet terechtstaan voor een ernstig strafbaar feit, veel belangstelt in welke omgeving dat gebeurt. Uiteindelijk gaat het om de knikkers in het spel; de man is geïnteresseerd in de uitslag en ik kan me zelfs voorstellen, dat een niet al te vriendelijk uitziend gebouw beter past bij zijn gemoedsgesteldheid.' Van Veen: 'Nou, ik geloof, dat je zo'n man

juist zoveel mogelijk op zijn gemak moet stellen. Ik heb wel eens de indruk, dat de meeste rechters er geen idee van hebben, hoe nerveus verdachten het gebouw betreden en voor het begin van de zitting- als ze tenminste niet onder bewaking uit het huis van bewaring komen - doodnerveus door de gangen rondscharrelen. De rechter realiseert zich naar mijn gevoel ook niet ten volle, dat het merendeel der voor hem verschijnende burgers voor het eerst in een paleis van justitie komt.' Bianchi: 'Een klein beetje ben ik het wel met Mulder eens waar hij zich afvraagt, of dat gebouw nu wel zo erg belangrijk is. Ik dacht, dat er wat dat op gemak stellen betreft met een aantal andere dingen ook wel iets kan worden bereikt.' Mulder: 'Er moet een zekere distantie zijn tussen rechter en verdachte; een rechterlijk oordeel is niet niks, al kun je je afvragen of het wel altijd zinvol wordt gegeven. De rechter moet zich uitdrukken in een taal, die de verdachte verstaat, maar het moet geen gezellige club worden.'

I^eze vragen stonden ter discussie in ^en gesprek, dat Jac. van Veen had met twee hoogleraren van de VU: prof. dr. H. ^'anchi (criminologie) en prof. dr. G. E. ""ulder (strafrecht). 35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

VU-Magazine | 208 Pagina's

VU Magazine 1971 - pagina 193

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

VU-Magazine | 208 Pagina's