GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1972 - pagina 227

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1972 - pagina 227

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

plannen op den duur, juist als ze wat beter gaan lopen, abrupt worden gesmoord in wereldvervuiling en uitputting van de wereldhulpbronnen.' Mevrouw 't Hooft-Welvaars (zie interview op pagina 29) zei hierover onder meer: 'Wanneer je hier zegt: laten we niet zo hard groeien want dat geeft een vervuilingsprobleem, dan kunnen zij ook niet groeien. Met name het toenemend egoïsme, waartoe die milieukwestie aanleiding kan geven, is zo eng. Tot nu toe heb ik bijvoorbeeld niet zo erg in een dreiging van de SowjetUnie geloofd, maar als je serieus gaat zitten denken over eindige hulpbronnen dan denk je: natuurlijk hij pikt het of hij.' De milieuproblematiek en de daaruit voortvloeiende crisis in het groeigeloof (zie vu-magazine van maart 1972) maken deze Unctad verschillend van de twee voorgaande. En hoewel het problemen betreffen, die in het rijke westen spelen, kan het niet anders of de economieën van de ontwikkelingslanden, die als het ware 'in een satellietbaan om de westerse economie draaien, waarin ze door de geschiedenis zijn gebracht' (Dick Scherpenzeel), zullen daarvan de gevolgen ondervinden. Op kleinere schaal werd vorig jaar iets dergelijks vertoond tijdens de dollarcrisis.

De voorbeelden van macht en machteloosheid liggen voor het oprapen, als het gaat over de pogingen van de armen om de rijken te bewegen een wat rechtvaardiger verdeling na te streven. De ironie wil dat de arme landen, die in het verleden (en

op de derde plaats. 'Het is kenmerkend dat juist de drie landen met sterke koloniale of semi-koloniale banden met gebieden in de Derde Wereld bovenaan de lijst van donorlanden prijken. In deze gebieden zijn de eigen belangen van het donorland nog het sterkst vertegenwoordigd. Die eigen belangen zijn de beste maatstaf voor de bewogenheid met het lot van de ontwikkelingslanden. Hoe meer belangen, hoe meer hulp, zo blijkt uit de cijfers voor het merendeel van de rijke landen' (Dick Scherpenzeel). Uit zulke conclusies blijkt, dat de ontwikkelingslanden in het geheel niet zelf hun ontwikkeling in handen kunnen nemen, maar dat ze daarbij met handen en voeten gebonden zijn aan de rijke landen; aan hun bereidheid om kansen te geven. De secretaris-generaal van Unctad, Perrez-

sommigen nog tot op de huidige dag) koloniale banden hadden met de rijke landen, er nog het best afkomen. In het jaarverslag 1969 over ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, komt Portugal naar voren als het land dat gemeten naar zijn bruto nationaal produkt het meest aan ontwikkelingshulp uitgeeft. Frankrijk komt op de tweede, en Nederland

Guerrero zei onlangs volgens de Volkskrant: 'Hef uitsluiten van ontwikkelingslanden op de voornaamste terreinen van besluitvorming op monetair gebied en op het gebied van de handel, en het uitsluitend bezig zijn van de rijken met hun eigen problemen, verlaagt de ontwikkeling van de derde wereld tot een toevallig bijprodukt van vraag en aanbod in de geïndustrialiseerde landen.'

tendeels door de tien rijke landen onderling opgelost. Het voorbeeld van de dollarerisis kan duidelijk maken hoe groot het economisch overwicht, of beter: de economische macht van het westen is over de arme landen. Zelfs wanneer de rijken onderling in de knoei zitten, is er voor de arme geen andere rol mogelijk dan die van een gedupeerde, die mag toekijken wat hem te wachten staat.

Voorbeelden

Crisis Die crisis ontstond, doordat in de jaren 1966-'67 de inflatie in de VS groter was dan in landen als Duitsland en Zwitserland. De tekorten op de Amerikaanse betalingsbalans werden te groot; sommige landen kregen te grote dollarreserves, die ze bij de VS gingen inwisselen. Het gevolg was dat de Amerikaanse goud- en deviezenreserves in juni 1971 voor het eerst sinds de crisisjaren daalden tot beneden de tien miljard dollar. Twee maanden later maakte president Nixon het besluit bekend, dat de inwisselbaarheid van de dollar voorlopig zou worden opgeschort en dat een tijdelijke extra-importheffing van tien procent zou worden ingesteld op alle goederen, waarover invoerrechten moeten worden betaald. In november volgde een devaluatie van de dollar met 7,89 procent. Het heeft de ontwikkelingslanden diep gestoken, dat terwijl ze de gevolgen van deze dollarcrisis scherp voelden, ze niet betrokken waren bij de regeling ervan, net zo min als ze schuld hadden aan het ontstaan. Dat dat zo kon gebeuren, illustreerde de machtsverhoudingen: niet alleen is de macht in het Internationale Monetaire Fonds verdeeld op basis van de rijkdom der deelnemende landen (de ontwikkelingslanden hebben er samen ongeveer dertig procent van het aantal stemmen), maar bovendien werd de dollarcrisis gro-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's

VU Magazine 1972 - pagina 227

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's