GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 34

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 34

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

de gezondheid van jongens en 'aankomende mannen' en of een verbod om deze zaken tentoon te stellen ofte verspreiden de jongens en meisjes een betere kans zou bieden 'de voor hun toekomstig geluk zoo noodige zelfbeheersing op sexueel gebied zo sterk mogelijk 'te maken'. De geënquêteerden beantwoordden beide vragen bevestigend.

Schadelijk De heer Schalken tot VU-magazine: 'Men vond niet alleen dat pornografie onanie en prostitutie bevorderde, maar ook dat die twee zaken medisch gezien schadelijk waren. Wat de prostitutie betreft moet daaraan worden toegevoegd dat de strijd daartegen ook

samenhing met het in 'die dagen zeer actuele vraagstuk van de vrouwenemancipatie.' De overtuiging dat pornografie geestelijk en lichamelijk schadelijk zou zijn, is met name door de voortgang van het wetenschappelijk onderzoek een stuk minder stellig geworden. 'Men is er op grond van empirisch-exploratief onderzoek niet meer zo rotsvast van overtuigd als vroeger dat pornografie schadelijk is.' De nadelige invloeden die vroeger aan pornografie werden toegeschreven, worden nu beoordeeld met termen als 'onwaarschijnlijk' of'niet erg waarschijnlijk'. Het enige nadeel dat volgens de heer Schalken reëel lijkt, zou kunnen liggen in de frustratie van de regelmatige consument die, doordat hij kennis neemt van zoveel seksuele krachtpatserij,

een onbevredigende kloof constateert tussen de pornografische situatie en zijn eigen seksuele praktijk. 'De vraag die telkens weer gesteld moet worden,' zo schrijft de heer Schalken, 'is of dit nadeel van zo'n groot gewicht is, dat de strafwetgever deswege de pornografie aan een verbod zou moeten onderwerpen.' 'Waarom zou de wetgever de burger in bescherming nemen die als gevolg van pornografische lectuur gefrustreerd raakt in zijn seksuele lustgevoelens en waarom niet de min-vermogende arbeider, die als gevolg van de vele reclame gefrustreerd raakt in zijn kooplust omdat hij de dure consumptieartikelen toch niet kan kopen?'

Peilingen Nu blijkt dat pornografie een zo moeilijk te omschrijven begrip is; nu twijfelachtig is geworden of pornografie schadelijk is en nu er aanzienlijk méér 'door de beugel kan'dan een aantal jaren geleden, hoe zou nu de wet^ gevende overheid zich moeten opstellen? De heer Schalken doet een aantal duidelijke uitspraken over wat de overheid niet zou moeten doen. Ze heeft niet te beslissen wat moreel of immoreel, zedelijk of onzedelijk is. Ze behoort opvattingen over zedelijkheid die in het volk leven, te beschermen. 'Onze moderne wetgever zal zich dienen te onthouden van strafrechtelijke inmenging op een terrein, waarop van hem geen bemoeienis wordt gevraagd of verwacht.' Bij een aantal gelegenheden is de mening van 'het volk' over pornografiewetgeving gevraagd via opiniepeilingen. De uitkomsten daarvan geven de laatste jaren een tendens te zien die er op duidt, dat men in het algemeen minder afkerig staat tegenover een liberalisatie van de pornografiewetgeving. Begin 1970 liet de NVSH bij een groep van ruim duizend 'representatieve' Nederlanders informeren naar hun opvattingen over de pornografiewetgeving. 35 procent was voor de handhaving van de huidige wet; 63 procent vond dat het verbod moest worden opgeheven, en uit deze laatste groep vond 38 procent dat een verbod van kracht zou moeten blijven voor minderjarigen. Bijna een jaar later januari 1971) hield Brandpunt, in samenwerking met het politicologisch instituut van de VU wederom een rondvraag. 60 procent was toen voor vrijlating van de pornografiehandel; 34 procent wilde een verbod gehandhaafd zien. In april en mei van het vorige jaar werd voor het proefschrift van de heer Schalken opnieuw een peiling gedaan, dit keer onder 500 personen. Slechts 10,5 procent van het aantal ondervraagden was tegen vrije verkrijgbaarheid van pornografie. 26,1 procent meende dat pornografie voor iedereen verkrijgbaar zou moeten zijn. De meerderheid, 63,4 procent, vond dat een pornografieverbod gehandhaafd zou moeten blijven voor jeugdige personen, dat wil zeggen: jongens en meisjes

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 34

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's