GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 80

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 80

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

dat slechts de behandelende artsen hebben te beoordelen in hoeverre zij hun patiënten zuilen inlichten, lijkt in zijn algemeenheid onjuist. Het omgekeerde dient stelregel te zijn, tenzij de informatie kennelijk in strijd is met het belang van de patiënt. - De minderjarige patiënt: naarde letter van de wet kan deze geen wilsverklaring afleggen. Een formalistische benadering roept

in de praktijk tal van vragen op. Verschil van mening bestaat over de functie van de wet en gewoonterecht. - De bewusteloze patiënt: algemeen accepteert men dat de arts als zaakwaarnemer handelend mag optreden. Discussie is mogelijk over de functie van art. 450 Sr in-verband met het vereiste van de vrijwilligheid, het recht op honorarium, alsmede over de vraag of dan de arts-gestor in feite niet meer doet dan de dominus-patiënt gedaan zou kunnen hebben. - Aansprakelijkheid van de arts bij beroepsfouten: de patiënt kan, afhankelijk van het object van de overeenkomst, ageren wegens wanprestatie of wegens een onrechtmatige daad. Discussie is mogelijk over de vraag of hier ook sprake is van buitenwettelijk redelijkheidsrecht. - Aansprakelijkheid 26

van het medisch team:

verschil van mening bestaat over de vraag of de leden van het team hoofdelijk aansprakelijk zijn, alsmede over de positie welke het ziekenhuis ten opzichte van de gelaedeerde patiënt inneemt of zou moeten innemen. Discussie wordt gevoerd over de vraag of specialisten in dienst moeten zijn van het ziekenhuis. - De waarneming: er wordt

stilzwijgend

vanuit gegaan dat de patiënt wel akkoord gaat met de waarnemer. Het is de vraag of dat reëel is, gelet op het principe dat de patiënt recht heeft op een persoonlijke zorg van zijn arts. Discutabel is ook de eventuele aansprakelijkheid van de waargenomene voor beroepsfouten, gemaakt door de waarnemer. - De groepspraktijk: ook hier kan het element van de persoonlijke zorg in het gedrang komen: van gewoonterecht is nog geen sprake. - De omkering van de bewijslast: gezien het feit dat in geval van beroepsfouten de patiënt t.o.v. de arts in een nadelige positie verkeert, is wei overwogen de patiënt in de bewijsvoering tegemoet te komen door een omkering van de bewijslast mogelijk te maken. Hiertegen is als bezwaar aangevoerd dat het algemeen belang en vertrouwen in de arts met een dergelijke

procedureregeling

allerminst zijn gediend.

Het behandelingscontract speelt in het leven van de mens een belangrijke rol. In tegenstelling tot andere veel voorkomende overeenkomsten, zwijgt de wet over deze rechtsverhouding, zodat aan de hand van het gewoonterecht, het gebruik en de goede trouw moet worden bepaald hoe de door mij geformuleerde vragen moeten worden beantwoord. Dat wil concreet zeggen dat niet de patiënten de inhoud van eigen rechten en plichten medebepalen, maar dat dit nagenoeg eenzijdig plaatsvindt in de kringen der beroepsgenoten en organisaties van gezondheidszorg. Zelfs het recht van de ziekenfondsverzekerde op bijv. hulp van de huisarts wordt volgens dat systeem vastgesteld. Natuurlijk is er sprake van een controle op de vorming van gewoonte en gebruiken, bijv. middels het medisch tuchtrecht, maar men mag daar geen wonderen van verwachten. Veel punten van geschil leiden niet tot een klacht. Bovendien dient het rechtsbestel zo te zijn ingericht dat zo weinig mogelijk een beroep op de procesmogelijkheden moet worden gedaan. Een fundamentele vraag is daarom of het uit oogpunt van rechtszekerheid wel verantwoord is bedoelde rechtsverhouding buiten de wet om over te laten aan het vrije rechtsverkeer. Er bestaat immers een gevoel van onbehagen over de vorming van de te hanteren normatiek. Patiënten en artsen weten veelal geen raad met de juridische constructies - v a a k als spitsvondigheden ervaren - welke wel móeten worden toegepast om het recht zijn loop te laten. Gewoonterecht en goede trouw zijn voor hen als begrippen niet operationeel. Maar blijkens de literatuur weten eigenlijk ook de juristen met al deze vragen niet goed raad. Vaak ontbreekt het de juristen aan een juist inzicht in de verhoudingen welke hier een rol spelen. En al kan men stellen dat de jurist die zich met deze materie bezighoudt, een instelling moet hebben die afwijkt van de geestesgesteldheid welke elders bij het vinden en toepassen van rechtsregels noodzakelijk is, een probleem blijft, dat in veel gevallen het recht tekort schiet, zodat de jurist wel met constructies moet werken welke de facto irreëel zijn. Ervan uitgaande dat het recht tot doel heeft in menselijke verhoudingen rechtszekerheid te scheppen en rechtsbescherming te bieden, moet t.a.v. het patiëntenrecht de conclusie zijn dat het buiten de wet laten van het behandelingscontract tot grote onzekerheid heeft geleid. Het is daarom

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 80

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's