GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 24

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 24

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

MU magazine 22 Een flink deel van het Amerikaanse defensie-budget gaat naar hoogwaardige produkten van natuurwetenschap en techniek zoals raketten, vliegtuigen en wapensystemen. Het departement van defensie financierde daarnaast vooral in de beginjaren fundamenteel onderzoek dat aan de universiteiten werd verricht om zodoende een sterke infrastructuur op de wetenschapsgebieden op te bouw e n , of op de been te houden. Bij gebrek aan andere fondsen moesten de universiteiten het geld van defensie vaakaanpakken. Volgens gegevens van de Westduitse Helmut Krauch was omstreeks 1965 de helft van de produktie die door de elektronische industrie in de VS werd geleverd en 6 0 procent van de scheepsbouw bestemd voor defensie. Een kwart van de defensie-uitgaven werd besteed in de staat Californië, bekend om zijn talrijke industrieën van hoog wetenschappelijk en technisch niveau; evenzeer bekend om zijn aangenaam klimaat: de bedrijven zijn mede daardoor in staafde meest bekwame wetenschappers en ingenieurs aan te trekken. Ten slotte werkt de helft van alle natuurwetenschappers en ingenieurs in de VS in beroepen die rechtstreeks afhankelijk zijn van defensie-orders. Het schijnt niet eenvoudig te zijn het wetenschappelijktechnisch potentieel bij voorbeeld in tijden van ontspanning in te zetten voor burger-doeleinden. Zwaarden laten zich niet gemakkelijk tot ploegscharen omsmeden. Om te beginnen is dat duur. Het ombouwen van een bommenwerper tot een transportvliegtuig kost meer dan een burger-vliegtuig van de grond af aan op te bouwen. Daarnaast stelt defensie totaal andere eisen dan een civiele opdrachtgever zou doen. Voor een gevechtsvliegtuig zullen bij voorbeeld technische betrouwbaarheid, hoge snelheid, grote actieradius belangrijk zijn. In de burgerlijke sfeer zal men meer eisen stellen aan comfort en prijs. Technische foefjes zijn minder belangrijk. Bovendien zijn vaste relaties ontstaan tussen de opdrachtgever in het ministerie van defensie en een klein aantal industrieën die het merendeel van de orders in de wacht slepen. Het concurrentieprincipe is daar uitgeschakeld: in veel defensie-contracten wordt zelfs geen prijs overeengekomen. Die wordt bepaald aan de hand van de technische moeilijkheden die zich bij het uit\?oeren van het contract voordoen.

bij zijn afscheid in 1961 als president van de VS waarschuwde hij tegen het „militair-industriële complex". Hij wees toen op het gevaar van te grote invloed van dit apparaat op het overheidsbeleid waardoor de democratische vrijheden zouden verdwijnen. Het militair-industriële complex heeft in Nederland heel w a t minder betekenis en structuur dan in Amerika. De militaire produktie van de industrie is niet meer dan een paar procent van de totale omzet, met een maximum van rond 20procent voor heel speciale bedrijven zoals de auto-karosserie industrie. Wel kan men in de jaarverslagen van een bedrijf als Philips lezen, dat het leveren van hoogwaardige elektronische apparatuur voor defensie van groot belang is voor de ontwikkeling van civiele apparatuur. Defensie-orders stimuleren namelijk het speur- en ontwikkelingswerk dat in een bepaalde sector van het bedrijf wordt verricht en waarborgen de financiering daarvan. Maar ook Philips levert niet meer dan vijf procent van de totale produktie aan militaire goederen. Een andere invloed van het militair-industrieel complex is moeilijker aan te tonen. Het zou kunnen zijn dat het de prioriteiten van onderwijs en onderzoek aan de universiteiten beïnvloedt. Wanneer de schatting van Krauch juist is, dan komt in Amerika ruim de helft van de afgestudeerde natuurwetenschappers en technici terecht in beroepen die afhankelijk zijn van defensie-opdrachten. Het onderwijs zal zich daarbij aanpassen en wanneer het zo is, dat het Amerikaanse onderwijs het Nederlandse ten voorbeeld dient, is het mogelijk dat langs indirecte weg beïnvloeding tot stand komt. Op het gebied van natuurwetenschappelijk onderzoek geldt iets dergelijks. Abstracte problemen op het gebied van de stromingsleer bij voorbeeld, zijn geformuleerd op grond van hun betekenis voor de techniek. Oplossingen die in Nederland gevonden worden, kunnen dan elders worden gebruikt bij de ontwikkeling van vernietigingswapens. Meer in het algemeen gesproken, zullen de contacten die binnen de natuurwetenschappelijke gemeenschap bestaan, veroorzaken dat sterke maatschappelijke prioriteiten op één plaats de prioriteiten elders mede bepalen. Als er in de VS inderdaad kan worden gesproken van een militair-industrieel complex, dan zou de belangrijkste invloed op Nederland wel eens tot stand kunnen komen langs deze ondoorzichtige weg.

Complex Om al deze redenen zullen de gevestigde machten trachten de verwevenheid van industriële en militaire belangen in stand te houden. In 1946 w e r d deze verwevenheid bevorderd door de toenmalige chef-staf van het A m e r i kaanse leger, generaal Eisenhower. Later is hij kennelijk bang geworden voor de krachten die hij had ontketend:

Managers Militairen kunnen — zoveel is w e l duidelijk — zeer goed uit de voeten met natuurwetenschappen en techniek. Hoe kijken de managers er tegenaan? Het globale beeld is ongeveer, dat men zich minder het hoofd behoeft te breken over de vraag of de natuurwetenschappen van nut kunnen zijn voor hun doeleinden, dan over de vraag of de bevolking zich rustig zal blijven houden. Illustratief kan zijn wat prof. Boeker VU-magazine vertelde over een onlangs gehouden bijeenkomst van de Internationale Vereniging voor Wetenschapsbeleid. Leden van deze vereniging, topmensen uit de industriële en w e tenschappelijke wereld waren te gast bij Philips in Eindhoven. A. M. Weinberg, directeur van een zeer groot Amerikaans overheidslaboratorium hield daar een toespraak van de volgende strekking: er is geen energieprobleem, want kernenergie zal de oplossing bieden. Wanneer er geen energieprobleem is, is er ook geen grondstoffen-probleem, w a n t als er voldoende energie is, kunnen grondstoffen desnoods uit zand of zeewater worden gewonnen. Hij onderscheidde drie stadia. Het heden: energie en grondstoffen zijn betrekkelijk over-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 24

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's