GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 437

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 437

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

)ff} magaune 39 (Band 3, pag. 1378 w.) beschrijft hij het leven der „rote Helden", die onder het Czarisme en tijdens Hitler en in vele andere situaties de dood tegemoet gingen. Deze rode helden, aldus Bloch, offerden zich zonder hoop op opstanding. „De Goede Vrijdag van de rode held wordt niet door een Paaszondag verlicht. De hemel waarnaar martelaren der christelijke kerken hun armen uitstrekten, is voor de rode materialist niet present en toch sterft hij als belijder en doet daarbij niet onder voor de martelaar van de oudchristelijke kerk of Johannes de Doper." Hij wijst de vulgair mechanistisch materialistische interpretatie van een dergelijke dood af. Maar hij troost zich met de verzekering, dat het persoonlijk bewustzijn van de rode held opgenomen is in het klasse-bewustzijn, het is a.h.w. opgegaan in de ,,communistische zaak" en daarom gevuld met humane inhoud. De ,,rood-atheïstische" doodsmoed is een teken van solidariteit en wordt zo „in dit heelal gekist en begraven". Als wij deze woorden tot ons laten spreken dan zien wij met eerbied voor ons zovele „rode helden" die zich ingezet hebben tot in de dood voor de communistische zaak. In Rusland, in West-Europa, en OostEuropa, in de Tweede Wereldoorlog, in Latijns Amerika, in Azië. Wij denken aan figuren als Rosa Luxemburg, Antonio Gramsci, aan Ernesto Che Guevara, aan Sneevliet voor het peloton in Amersfoort en aan de honderden communisten, die terechtgesteld werden in de strijd tegen Hitler en aan de duizenden die doodgemarteld werden en worden in Latijns Amerika. Maar is het niet de roeping van christenen om in deze doodsproblematiek het Evangelie te brengen van Hem die de opstanding en het leven is? Het is alsof Ernst Bloch ons aan die roeping bewust herinneren wil in zijn allerlaatste publicaties. In Experimentum Mundi gaat hij ernstiger dan ooit in op het raadsel van vergankelijkheid en verijdeling. Hij tast naar zekerheid en constateert dat op ,,deze moeilijke aarde aan het einde van het leven als enige volledige zekerheid de individuele dood staat" en dat boven deze individuele dood, die hij „de sterkste tegenutopie" noemt, nog hangt de donkere wolkbank van de kosmische dood, „het grote niets door enthropie". Tegen die altijd dreigende vernietiging van de zin des levens is nog steeds „geen kruid gewassen". Op onze weg „valt slechts het licht van de hoop, nog geen enkele zekerheid". In zijn boek Naturrecht und menschliche WiXrde schrijft hij opnieuw over de dreiging van de dood en hij voegt daaraan toe, dat de kerken daarin een uitdaging tot getuigenis moeten horen om „de geslotenheid van onze cultuur te doorbreken". De „structurele transformatie van de samenleving" lost de doodsproblematiek niet op.

Lochman, Hamel, Ting, Hromadka en zovele anderen die in communistische landen leefden of nog leven, brengen vaak naar voren dat in hun contact met Marxisten, Leninisten en Maoïsten de boodschap der opstanding niet minder belangrijk werd, maar dat de Paashoodschap belangrijker werd dan ooit in hun pastorale praktijk en in hun theologische verantwoording. De verdrongen en niet te verdringen vraag naar de zin van het menselijk leven in het marxistisch Leninisme. Tot de verdrongen levensvragen in het marxistisch Leninisme behoren niet alleen die van zonde en genade en de vergankelijkheid, maar ook die diepste levensvraag, die op de bodem van alle vragen ligt, namelijk die van de diepste zin van het menselijk leven. Het dialectisch materialisme onderscheidt zich van het vulgaire mechanistische materialisme (bijvoorbeeld dat van Büchner en Haeckel) doordat het het menselijk leven niet laat opgaan in zuurstof en stikstof en andere chemische stoffen, maar dat het worstelt om verwerkelijking van het „humanum". Maar de verbindingslijn tussen het mechanistische materialisme ligt toch daarin, dat de vraag naar de diepste zin des levens niet op de agenda staat en troosteloos onbeantwoord blijft. Ook de naar communistische maatstaven best-denkbare samenleving is slechts een „steppingstone" op weg naar het niets, naar de kosmische dood. Bloch spreekt wel van het ,,potentieel adelaarsachtige" van de menselijke materie, van de ,,Grundimpetus" die in de mens geconcentreerd is, maar ook hij benadrukt, dat het experiment van die menselijke adelaarsmaterie uitloopt op het niets. Vanuit het principiële atheïsme van het marxistisch atheïsme is het ook niet mogelijk bij het nadenken over de zin van het mensenleven verder te komen dan die uitspraak. In de bijbelse visie op het leven wordt de zin van het mensenleven gezocht in het liefhebben van God en de mensen als antwoord op de liefde Gods, die onze bestemming waarborgt. Vooral in het Johannes-evangelie staat deze boodschap over de zin van het mensenleven centraal. Leven, echt menselijk leven, dat is van hartslag tot hartslag staan in de relatie met God en de mensen. Dat echte menselijke leven hebben wij aangetast door ons egoïsme en door onze goddeloosheid. Maar Jezus zegt: „Ik ben de opstanding en het leven." En Hij wil ons deel geven aan dat leven dat de naam van leven waard is en dat openbloeit voor God en voor de naaste wanneer wij ons aan de boodschap van het Rijk Gods gewonnen geven. Hans Joachim Kraus heeft in zijn boek Reich Gottes: Reich der Freiheit daarover deze treffende uitspraak gedaan: ,,De christelijke gemeente verwacht met de komst van de verhoogde Heer de voleinding van het Rijk der Vrijheid en daarmee tevens

de crisis en de opening van de zin van de gehele geschiedenis en van alle menselijk leven." De verkondiging en vertolking van deze boodschap ook aan aanhangers van het marxistisch Leninisme hoort tot de fundamentele taken van de christelijke kerk. En evenzeer de taak om preventief te voorkomen, dat mensen de zin van het leven louter zien in verbetering der productie-verhoudingen, hoe noodzakelijk de strijd om sociale en economische vernieuwingen ook is. In de Praagse lente ontstonden allerlei films waarin dit zoeken naar de diepere zin van het leven te voorschijn brak als een schreeuw. Gardavsky's boek is naar mijn besef de diepste vertolking van deze schreeuw om de diepste zin des levens. Temidden van arbeid en economie, van doodsdrift en doodsangst en levenslust wordt daar gezocht naar de bronnen van echte liefde, eeuwige liefde; naar dat leven dat de naam van leven waard is en dat de smarten van ons psychische en somatische leven smartloos omvat. Het zou schandelijk zijn als temidden van dat zoeken de verkondiging ontbrake van en over Hem, die het recht had en heeft te zeggen: „Ik ben de opstanding en het leven." Slo topmerkingen In dit hoofdstuk hebben wij getracht om die diepe noden en vragen aan te wijzen, die in de*marxistisch-leninistische ideologie en in het Maoïsme weggedrongen worden. Bisschop Ting uit China heeft erop gewezen hoe dit wegdringen van de nood van zonde, dood en zinloosheid de werking heeft van drugs, van opium. De mensen worden verdoofd. De diepere mens wordt a.h.w. gehypnotiseerd. Maar ergens in de diepe kreunt het verlangen naar vergeving, naar overwinning van de dood, naar Goddelijke zingeving van het leven. Velen zijn van mening, dat over het wegdringen van deze vragen niet gesproken mag worden in de dialoog. Soms wordt de vaak misbruikte en misduide zin van Bonhoeffer aangehaald dat wij God en het Evangelie niet gebruiken moeten om de gaten te vullen (God als „Lückenbüsser"). Mag God soms die gaten niet vullen, die in deze noden aan het licht treden, namelijk de nood van vergeving en overwinning van de dood en van zinloosheid? Wat mag Hij dan doen als Hij dat niet zou mogen doen? Bonhoeffers eigen leven en sterven is een diep en onvergetelijk getuigenis van wat het Evangelie in deze drie diepste noden voor hem betekende en hij heeft dat Evangelie aan niemand die hij bereiken kon onthouden, ook niet aan communisten in de gevangenis waar hij zat en van dat Evangelie sprak hij tot aan de galg. Nu wij veel meer kansen hebben dan hij zou het schandelijk zijn als wij het licht dat in het Evangelie over deze drie noden valt, niet op de kandelaar plaatsten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 437

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's