GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 106

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 106

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 16 De rol van de V.N. bij het bewaren van de vrede in de wereld is tot diepe teleurstelling van velen ver beneden de verwachtingen van 1945 gebleven, maar nooit geheel tot nul gereduceerd. Voor het eerst is thans ook op Nederland een beroep gedaan om een militaire bijdrage van enige betekenis te leveren aan een V.N.-activiteit. Waldheim's verzoek op 19 december '78 overrompelde hoog en laag. Het idee moet wennen dat Nederlandse dienstplichtigen betrokken kunnen raken in vuurgevechten rond conflicten, waarmee Nederland - naar ons gevoelen - niet direct te maken heeft. Van een mentale voorbereiding daarop js geen sprake geweest om de eenvoudige reden dat er tot dusver nooit een beroep van enige betekenis op Nederland is gedaan. Als voormalige koloniale mogendheid was Nederland daarvoor jarenlang te „gekleurd". In de V.N. geschiedenis geldt het Nederlandse militair optreden in Indonesië als de eerste na-oorlogse oorlog. Ook als V.N. soldaat in het Midden-Oosten leek de nederlandse soldaat niet geschikt, zo oordeelden velen, want Nederland heeft in Arabische kringen de naam „pro-lsraël" te zijn. In Intermediairvan 28 april '78 dacht dr. Peter J. van Krieken te Beiroet in een artikel „Blauwe helmen en barenen": „Het is gezien, de traditionele Nederlandse houding tegenover Israël niet waarschijnlijk, dat Waldheim de Nederlandse regering zal verzoeken om troepen te leveren". Of dit punt wel voldoende overwogen is in de contacten tussen Waldheim en Van der Klaauw, wordt hier en daar betwijfeld. Bij alle kritiek heeft de Tweede Kamer zich echter in grote meerderheid achter de regeringsoeslissing geschaard om een bataljon ter beschikking van de V.N. te stellen voor uitzending naar Libanon. Mentaal voorbereid op actieve dienst in V.N.-verband bleken noch leger, noch politieke partijen, noch publieke opinie. Het ging om een vergeten V.N.-verplichting. Toen Nederland in 1945 lid werd van de Verenigde Naties was dat geen stap, waarover toen tussen Sluis en Roodeschool veel gesproken is. De conferentie te San Francisco tussen 25 april en 26 juni van dat jaar viel in de periode van de bevrijding en de daarop volgende feestroes, het Militair Gezag en de werving van de eerste Oorlogsvrijwilligers voor de strijd tegen Japan, dat pas in augustus zou kapituleren. Voor zover via de door papierschaarste kleine krantjes van toen iets doordrong van wat zich op dat moment afspeelde in San Francisco was dat een zaak van de winnende geallieerde mogendheden, waarbij Nederland uiteraard zorgde van de partij te zijn. Slechts enkelingen in ons land dachten in die dagen na over de vraag wat er daarna in de wereld moest gebeuren. De Groninger polemoloog prof. mr. B. V. A. Röling schetst in de bundel „Visioen en Werkelijkheid" (1963) de situatie aldus: „De meesten hadden gedurende de oorlog en de bezetting geen tijd voor vredesplannen. Er moest nog gevochten worden. De illegale literatuur was méér gericht op het wekken en levendig houden van de weerstand.

Men beoogde vóór alles de gezamenlijkheid van het verzet tegen de onderdrukker. Te veel nadruk op wat zou moeten gebeuren na de oorlog zou de kans verhogen van onderling meningsverschil. Het allen bindend element, de onbetwiste gemeenschappelijkheid, werd gevonden in het verzet tegen de vijand. Er was ook niet alleen een vrij grote onverschilligheid over de internationale toekomst, er was ook hier en daar de overtuiging dat gepraat over de toekomst schade zou doen aan de eensgezindheid." Maar in het begin april 1945 nog door de Duitsers bezette deel van Nederland, ontsnapte de komende Conferentie van San Francisco, waar de V.N. zouden worden opgericht, niet aan de aandacht van iedereen, zo blijkt uit een in 1954 uitgegeven Bronnenpublicatie van het Rijksinstituut van Oorlogsdocumentatie „Dagboekfragmenten". Een stuk is daarin opgenomen uit een dagboek van een 36-jarige ingenieur uit Noord-Holland, officier van het vooroorlogse Nederlandse leger, die een levensgevaarlijke, maar vergeefse poging onderneemt om vanuit bezet gebied een bijdrage te leveren aan de oprichtingsconferentie van de Verenigde Naties. Hij fietst via Halfweg, Amsterdam, Amersfoort, Hoevelaken en Garderen dwars door het front naar het reeds bevrijde Apeldoorn met in zijn fietstas een „project tot organisatie van de wereldvrede" bestemd voor de regering-Gerbrandy. Het is een avontuurlijke tocht. Links en rechts laten terugtrekkende Duitsers hun munitiedepot op de Veluwe in de lucht springen. Soms moet de fietstocht worden onderbroken. De ingenieur heeft haast. Hij weet dat de conferentie van San Francisco heel spoedig zal beginnen. Zijn dagboekrelaas van dinsdag 17 april 1945 geeft treffend de sfeer weer van de verwarde bevrijdingsdagen en de matige belangstelling voor de volkerenorganisatie die op het punt stond geboren te worden. „Hard rijd ik, hard, voorwaarts, voort, voort - 6 km tot Apeldoorn. Voort, voort, door dit niemandsland. Wéér een boomversperring, mijnen of geen mijnen, voort. Soms klim ik erover met mijn bepakte fiets, soms duw ik die eromheen dan weer rijden - verder, verder! Daar inééns, verschijnt een Duitsche patrouille, gewapend. Ik rem af - toch nog een vechtende achterhoede? Doorrijden, gewoon doorrijden, zegt de innerlijke stem, die mij tot hiertoe geleid heeft. Ik fiets door. Zij kijken, maar blijven stil staan, ik rijd hen voorbij. Zo fiets ik de laatste kilometers naar Apeldoorn klim weer over boomtakken, sjouw mijn fiets, en rijd. Ik kan mijn gevoel onmogelijk beschrijven. Voort, voort, voort! De eerste huizen doemen op. Ik zie, voor in een tuin, iemand aarzelend bezig bij zijn vlaggestok. Voort, voort! Dan bereik ik de stad. ik zie een zee van Hollandsche vlaggen. Een gejuich laait op. Daar-de eer-

Eind februari zijn de witgeschiiderde legervoertuigen van het Nederlandse VN-bataljon in Libanon aangekomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 106

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's