GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 244

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 244

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

i ^ magazine 22 Aan de VU is dit voorjaar weer in volle omvang de discussie losgebarsten over de vraag of onder het bewind-Suharto moet worden doorgegaan met wat heet „universitaire ontwikkelingssamenwerking". Leidsestudenten publiceerden juli 1978 het rapport „Terug van weggeweest" (ondertitel: Hoe Leidse wetenschappers in het spoor van het kapitaal de weg naarindië terugvonden), de Indonesië Werkgroep VU kwam in maart van dit jaar met een even omvangrijk rapport uit over „De Vrije Universiteit in Indonesië". Niet het minst tot schrik van de samenstellers verwierf hun rapport grote aandacht in de pers omdat er zinssneden in voorkwamen, die het alarmerende woord Indonesische „atoombom" bevatten. Weliswaar werd er feitelijk niets gemeld, maar in een voor kernoorlogen angstige samenleving deed dat er niet toe. Veel publiciteitsrumoer dus om niks. Iedereen gaf daarna iedereen de schuld van de flop. De natuurkundigen reageerden verbolgen en gegriefd. Een atoombom... Absurd... Het idee! Verwonderde Indonesiërs, die kennisnamen van het rumoer, bleven met de vraag zitten of de VU (links en rechts) nu tegen kernwapens is of tegen kernwapens in handen van de derde wereld. Moeten zij geen „antwoord" tegen deze of gene bedreiging?

Doorgaan of stoppen? Maar afgezien van de jammerlijke publiciteitsstunt, op de tafel van de Universiteitsraad blijft wel de vraag liggen of de VU nu moet doorgaan of stoppen met het samenwerken met Indonesische Universiteiten. Over een 5-jarig samenwerkingsverband met de Christelijke Universiteit van Salatiga, de Satya Wacana is eind vorig jaar net positief beslist, dus dat is niet aan de orde, maar wel moet deze zomer een ja of nee gezegd worden tegen verlenging van de relatie met de staatsuniversiteit van Djokjakarta, de Gadja Mada. De bel voor een nieuwe ronde over het buitenlandbeleid van de VU is indringend geluid. De hoofdaanval van de opposanten lijkt gericht op inderdaad de zwakste plek van de overeenkomst. De universitaire samenwerking met Indonesië wordt gevoerd onder de verplichtende vlag van de „ontwikkelingssamenwerking". Het geld ervoor komt uit de ontwikkelingspot. En het PUO (Programma voor Universitaire Projecten voor Ontwikkelingssamenwerking) heeft een „doelstelling" geformuleerd, die elke Hollandse wetenschapper in Djokja tot diep onder zijn batikhemd doet blozen als hem gestrengelijk wordt gevraagd of daaraan is voldaan. In het PUO-reglement staat: „Het PUO heeft tot doel steun te verlenen bij de opbouw en versterking van instellingen in ontwikkelingslanden om op die wijze op wetenschappelijk of technologisch nh/eau een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen die verband houden met de ontwikkeling van die landen, dit in het bijzonder met inachtneming van

)ttl magame 23

de behoeften van de armste bevolkingsgroepen of landstreken en met de nationale self-reliance van het betreffende land".

Een van de gebouwen van de Gadja Mada Universiteit in Djokjakarta

Komt wat VU-natuurkundigen, -filosofen, -fysisch geografen, -niet-westers sociologen, -antropologen en -sociaal geneeskundigen in Indonesië doen ten goede aan de armste bevolkingsgroepen? B.v. aan de bedelaars die men altijd kan aantreffen voor het onafhankeiijkheidsmonument in Djokja, schuin tegenover het vroegere paleis van Sukarno? (zie omslag)? Ach welnee, roepen kritische studenten. Dat is op z'n minst volstrekt onbewezen. En het valt op dat eigenlijk niemand, die bij een der projectgen in Indonesië betrokken is, zelfs maar een poging onderneemt om te suggereren dat hij bezig is de allerarmsten te dienen. Wie als wetenschapper serieus wil worden genomen, gebruike niet de logika van de STER-reclame. En men kijkt zelf een beetje ongelukkig omhoog naar de tekst op de vlag, die boven hun arbeid is uitgestoken.

Vlag Niet zo gelukkig met het vaandel „allerarmsten dienen" toont zich ook Kommer L. Braber, mede-, werker Indonesiezaken van het Bureau Buitenland van de VU. In het februari-nummer van Overzicht (Internationale Universitaire Samenwerking) haalt hij wat misprijzend op hoe enkele jaren geleden deze vlag werd uitgestoken. „De PUOketel stond onder enige druk: de toenmalige minister voor ontwikkelingssamenwerking Pronk had bij herhaling blijk gegeven van diep geworteld wantrouwen jegens de Nederlandse universiteiten, zodra deze zich op zijn territorium waagden. Zijn op de PUO-geldkraan liggende hand noopte tot verhoging van de kwaliteit van de universitaire ontwikkelingssamenwerking. In hun ijver gingen de universiteiten zelfs zover dat ze de belangen der armste bevolkingsgroepen in de doelstellingen van de PUO-nieuwe stijl opnamen. Ook in twee van de vier criteria voor de selectie van partnerinstellingen in de Derde Wereld kwamen de armsten expliciet naar voren. Tenslotte had de minister daarvoor een zwak. Dat daar niet

Rapport Indone sië werkgroep VU

de sterkste kant van de universiteit ligt, werd bij de enthousiaste formulering kennelijk over het hoofd gezien." Zijn opmerkingen werden gemaakt in een bespreking van het evaluatie-rapport Van der Molen, dat in opdracht van het NUFFlC-bestuur is uitgevoerd en waarin geconcludeerd wordt dat drie geëvalueerde projecten geen duidelijk positieve bijdragen leverden aan de lotsverbetering van de achtergestelde groepen. Dat kwam op Kommer Braber over a\s„het intrappen van een open deur". En hij beveelt aan de interpretatie van de PUOdoelstellingen aan te passen bij de realiteit. „De indirecte invloed van de universitaire ontwikkelingsbijdrage is in het algemeen pas merkbaar op lange termijn en bovendien nauwelijks te meten." In ieder geval zou een wat bescheidener omschrijving gepast lijken van de criteria waaraan een samenwerkingspartner in het buitenland moet voldoen. Je moet er op z'n minst zélf aan beantwoorden. Hoe zouden Nederlandse universiteiten reageren wanneer ze vanuit de derde wereld geconfronteerd werden met het volgende criterium om in aanmerking te komen als samenwerkingspartner?: „(a) De instelling in het donorland dient te streven naar een ontwikkeling gericht op verbetering van de positie van de armste bevolkingsgroepen of lancfastreken in de wereld en naar nationale self-reliance der volkeren. (b) Er dienen aanwijzingen te zijn dat er structuren aanwezig zijn in het donorland, die het mogelijk maken dat de instelling de onder a genoemde taak vervult." Een grapje? Welnee. Dit is vrijwel woordelijk de tekst van het PUO wanneer het gaat over universiteiten in arme landen. En weat te zeggen van het volgende argument, gehoord in een discussiebijeenkomst in de VU tegen de Gadjah Mada: ze leiden daar een élite op, die na de studie het bedrijfsleven ingaat. Maar misschien moet je net terug zijn uit Indonesië om je af te vragen hoe ze daar aankijken tegen Nederlandse universiteiten. Of eigenlijk tegen heel Nederland. Met name de oudere generatie Indonesiërs is toegerust voor een pot-en-keteldiscussie mét Nederland, die de nationale zelfkennis hier te lande zeer zou kunnen vermeerderen.

Gevoelsverwarring De Nederlander die dertig jaar na de souvereiniteitsoverdracht Indonesië bezoekt, loopt vandaag de dag niet zozeer het risico malaria op te lopen, maar ten prooi te vallen aan heel wat gevoelsverwarring. Je moet wel stokdoof zijn om het onbehagen niet te horen over het huidige bewind. Een vroegere TNI-officier, die jarenlang - als Sukarnist - gevangen zat, mompelt verbitterd tegen je: „ 'k Heb spijt dat ik tegen de Nederlanders heb gevochten, 't Is nu veel erger". Goed, in tweede instantie brengt hij -zelf ook geschrokken van zijn woorden - wel weer 'n correctie aan, maar 't is hem toch maar spontaan uit de mond gerold.

Elders in Indonesië word je in contact gebracht met een indertijd befaamd schrijver van opruiende nationalistische pamfletten tegen het Nederlandse gezag. Geamuseerd reageert de omgeving op je verbazing wanneer de grijsaard opeens verklaard: „//r mocht toen nog schrijven wat ik dacht. We waren toen veel vrijer". En een bejaarde, zeer rechtse aristocraat, die misschien nog wel banger is voor communisten dan Suharto, legt je als volgt uit hoe het gesteld is met de huidige politieke vrijheid: „ Vroeger, onder de Hollanders, hadden wij in de Molksraad niets te vertellen. Maar we mochten dat toen wel hardop zeggen. Dat mag nu niet meer." Ik haal hier drie rechtse Indonesische nationalisten aan. Wie rondloopt met het beeld dat slechts „links" zucht onder Suharto, moet dat haastig corrigeren. Tot in alle hoeken en gaten van de Indonesische samenleving klinkt het gemor tegen het huidige bewind: in het leger, onder orthodoxe islamieten, bij studenten en ambtenaren. De verbluffende openhartigheid jegens de vreemdeling verbaast je. Wat je echter opvallend mist is typisch links-kritische geluiden en dat in een land, dat eens (na Rusland en China) in omvang de derde communistische partij in de wereld gehad moet hebben. Bestaan er geen linkse Indonesiërs meer of zijn zij het meest beducht om zich te uiten, uit vrees voor de derde maal (na 1948 en 1965) de zondebok te worden als de vlam in de pan mocht schieten? Want dat verwachten ook velen. Het komt eens weer tot een uitbarsting. Alleen niemand weet wanneer. En de bespiegelingen over wat er na Suharto zal komen, zijn al even weinig opwekkend: misschien een veel erger militair regiem of een bewind van orthodoxe islamieten. Bij geen van de honderden Indonesiërs die ik de afgelopen jaren her en der in het eilandenrijk sprak, leefde de verwachting van een links-democratisch bewind. Dat is een van de dingen, die je treft bij terugkeer in Nederland: de onuitgesproken veronderstelling van een links alternatief op het rechtse Suharto-bewind. Links lijkt in Indonesië weggevaagd. Men praat over communisme en meer in het algemeen over „links" in Indonesië niet in politieke maar in medische termen. Het is er zoiets als een besmettelijke geestesziekte. Doodeng. Wat in 1965 is gebeurd lijkt op een soort middeleeuwse heksenjacht. Humaan-verlicht is het om er geestelijken op af te sturen, want religie zou hen kunnen afhelpen van hun kwaal. Psychologen worden geacht na te kunnen gaan in hoeverre de betrokkenen nog afwijkingen vertonen. Zolang het zeer religieuze Indonesië nog beheerst wordt door dit soort gevoelens, kan zich natuurlijk nooit een links alternatief ontwikkelen, ook niet een democratisch-links alternatief. Alleen een godsdienstige politieke beweging kan in zo'n sfeer massale gevoelens van onvrede kanaliseren en in Indonesië is dat de Islam. De afwezigheid van dit klimaat in menige kritische anti-Suhartopublikatie in Nederland valt je op na terugkeer in Nederland. Ook al kloppen veel feiten, je ruikt Indonesië niet. Maar erg is het er wel. „Waarom

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 244

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's