GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 34

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 34

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

leeftijd, afgezonderd van de .volwassen" maatschappij zich voor te bereiden öp die maatschappij. Het duidelijkst kan dit geïllustreerd worden aan het verschijnsel school. Voor vele jongeren is leren een steeds langer wordende verplichting (tot het achttiende jaar). Plichten zijn er te over, rechten des te minder. De sekse van jongeren is bepalend voor de grote verschillen in opvoedingspatronen waarmee jongens en meisjes van jongsafaan gekonfronteerd worden. Ook wordt het nog steeds vanzelfsprekend gevonden dat de meeste jongens en meisjes die het lager beroepsonderwijs of de mavo volgen voorbereid worden op maatschappelijke posities die weinig sociale waardering genieten en vaak slecht betaald worden. De spanningen die voortkomen uit het jongzijn in de huidige tijd worden door deze jongens en meisjes op verschillende manieren tot uitdrukking gebracht. In de sociale wetenschappen is van meet af aan een traditie ontwikkeld waarin ,,lastig" en ,,onoirbaar" gedrag tot voorwerp van onderzoek gemaakt is. Er is dan ook een stroom van literatuur beschikbaar over delinkwente jeugd. Deze literatuur suggereert dat er een duidelijke scheiding gemaakt kan worden tussen de ,,normale" jongeren die zich aangepast gedragen, en de zich afwijkend opstellende jongeren. De ervaringen die Jan-Hazekamp heeft opgedaan met een gemotoriseerde jeugdgroep (in de massamedia als jeugdbende betiteld) wijzen een andere richting uit. De indeling van jongeren in kategorieën heeft al snel niet veel meer te maken met de konkrete leefwereld van jongens en meisjes. De meeste leden van de eerder genoemde jeugdgroep gedroegen zich niet zoveel anders dan de zogenaamde ,,normale" jongeren. De maatschappelijke omstandigheden waaronder zij leefden waren niet zoveel anders dan die waarmee de niet-georganiseerde, ,,normale" jongeren te maken hadden. Wel verschillend bleek de reaktie van de omgeving — zoals de buurt, de politie en de pers- op deze jongeren te zijn, reakties die de betreffende jeugdgroep,,eigenaardiger" maakten. Ten slotte kan nog genoemd worden dat de meisjes in deze groep een struktureel andere positie innamen dan de jongens, een gegeven dat bij de ,,gewone" jongeren zekerook herkenbaar is. Vandaar dat we een vervolgonderzoek hebben opgezet waarin ten eerste de andere positie van meisjes aan de orde wordt gesteld en ten tweede de beoogde jongeren niet worden benaderd op grond van een vantevoren beoordeeld gedragspatroon, zoals krimineel/niet-krimineel, uitzonderlijk agressief of ,,normaal" agressief. Het gaat om de aard van de maatschappelijke druk die op hen wordt uitgeoefend en de verschillende manieren waarop deze jongeren veelal met elkaar hieraan het hoofd proberen te bieden. Een binnen de sociale wetenschappen veel voorkomende vorm van onderzoek doen naar de jeugd is die van het afnemen van vragenlijsten. Aan een zorgvuldig samengestelde groep jongeren, een groep die representatief is voor ,,de" Nederlandse

32

jeugd, wordt een reeks van vragen voorgelegd waarvan de antwoorden de bouwstenen dienen te zijn voor inzicht in vantevoren vastgelegde onderwerpen. De verschillende Nederlandse jeugdonderzoeken waarin gebruik gemaakt is van vragenlijsten hebben zinvol materiaal opgeleverd over b.v. bepaalde aspekten van relaties en seksualiteit en de mate van geëmancipeerdheid van de Nederlandse jeugd. Toch is deze benadering niet toereikend voor de vragen die in ons onderzoek opgeworpen worden. Daarin richten wij ons namelijk op de manier waarop jongeren hun eigen situatie beleven, hoe zijzelf hun ervaringen benoemen, hoe zijzelf spanningen en tegenstellingen onder woorden brengen. Hiervoor is een gestruktureerde onderzoekmethode minder geschikt. Daar komt nog bij dat rekening moet worden gehouden met de weerzin die vele jongens en meisjes hebben tegen het invullen van onpersoonlijke vragenlijsten of tegen het in een kort gesprek met een onbekende, informatie overzichzelf moeten geveh.

VU-sektie sociale pedagogiek: hoop op vernieuwing De sektie sociale pedagogiek van de VU ziet het als haar opdracht mee te werken aan een verheldering van de opgave van het jongzijn in de huidige maatschappij, een maatschappij die wordt gekenmerkt door maatschappelijke ongelijkheid en kulturele verbrokkeling en een vooral voor de jonge mens onduidelijk toekomstperspektief. Hoop op vernieuwing is de grondtoon vanwaaruit wij ontwikkelde inzichten betrekken op de pedagogische verantwoordelijkheid van onderwijs en (jeugd-)welzijnswerk. Het gaat daarbij niet om ,,het klein houden" van jongeren, maar om het scheppen van ruimte waarin zij als volwaardig lid van de samenleving kunnen leren hun weg te vinden. In een aantal onderzoeksprojekten wordt getracht iets van deze signatuur zichtbaar te maken. Zie voor een vergelijkbaar onderzoek het VU-magazine van april 1979 (projekt Amsterdam-Noord).

Meer mogelijkheden lijkt een ,,kwalitatief" onderzoek te bieden. De onderzoeker ,,draait mee" in de wereld van de mensen die hij/zij onderzoekt. Door talloze gesprekken en waarnemingen krijgt hij/zij inzicht in de eigen leefwereld van de onderzochten. In Engeland kent men al een jarenlange traditie met het op deze manier beter leren begrijpen van jongeren in hun alledaagse

Voor veel jongeren zijn er plichten te over, maar rechten des te minder leven. Vooral deze Engelse onderzoekservaringen dienden als richtlijn voor óns onderzoek Een aantal doktoraalstudenten en wijzelf vormen de onderzoeksgroep. Behalve literatuurstudie en diskussie was er voor ons de opdracht door kontaktlegging met jongens en meisjes, door gesprekjes en interviews, door het meedoen in het vrijetijdsgebeuren de betekenis van hun alledaagse leven en vooral hun ervaringen met het onder-elkaar-zijn op het schoolplein, in de snackbar, op pleintjes, in de disko, thuis en noem maar op, te vatten. Als plaats van onderzoek kozen we een middelgrote industriestad. Daar legden" we kontakten met buurthuizen (de studente Anco Terpstra en Thom de Ruiter via hun stage in het jongerenwerk), met een adviesburo voor jongeren (d9 studenten Marjo Delo die met een aantal meisjeskliënten in kontakt wilde komen) en met het lager beroepsonderwijs dat wij voor onze rekening namen. Via deze instellingen zou een ,,ingang" naar jongeren gevonden moeten worden. Wij konden, door de onbekendheid met de gekozen onderzoekswijze in Nederland, niet erg gedetailleerd aangeven hoe we dachten het te gaan doen. Voor ons zou het

VU-Magazine10(1981)1 (januari)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 34

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's