GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 234

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 234

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

frank r. boddendijk

Het congres danst Hoewel ik de laatste jaren met grote regelmaat heb deelgenomen aan wetenschappelijke congressen op mijn vakgebied en langzamerhand vertrouwd ben met het typische cultuurtje waarin congressen opbloeien, pak ik toch nog steeds met enige schroom mijn koffers: ik mag dan wel weten dat het bezoeken van congressen veel voorbereiding maar vooral ook een groot uithoudingsvermogen vergt vanwege de vele langdurige vergaderingen en discussiebijeenkomsten, maar wat weet de buitenwereld daarvan? Als ik zo rond Pasen voor mijn jaarlijks congresbezoek afreis, wenst menigeen mij oprecht een prettige vakantie toe en nog lang nadat ik de Nederlandse grens gepasseerd ben voel Ik de priemende ogen van het hoofd van de afdeling buitenlandse dienstreizen, alwaar ik een voorschot pleeg op te nemen ter dekking van de onkosten, opmijgencht. Toegegeven, ook ik dacht vroeger bij het woord ,,congres" altijd aan het Wener Congres uit 1814, dat de geschiedenis is ingegaan met de woorden van Prince de Ligne ,,Le Congres ne marche pas, II danse". Uit de pers kunnen we vernemen dat medici bij voorkeur in het voorjaar aan de Middellandse Zee congresseren, terwijl ook de recente Nederlandse speelfilm ,,Een vlucht regenwulpen' een interessant doch volstrekt eenzijdig beeld gaf van een congres. De hoofd-

212

persoon gaat naar een congres in Zwitserland: de kijker ziet hem wandelen — en vallen — in de bergen, uitgebreid dineren, terwijl hij bovendien in een luxueus hotel verblijft. Alleen wanneer de hoofdpersoon een lezing moet houden ziet de kijker hem deelnemen aan het werkelijke congres. Ondanks dergelijke stereotiepen en weinig opwekkende verhalen van die enkele collega's die wel eens een congres bezocht hadden, zwichtte ik indachtig het gezegde ,,the proof of the pudding is in the eating" in de zomer van 1976 voor de verlokkingen welke verbonden zouden kunnen zijn aan het deelnemen aan een wereldcongres van vakgenoten in het mij onbekende Edinburg. En alleen de openingsreceptie al overtrof mijn stoutste verwachtingen: zon vijftienhonderd vakgenoten, waaronder diverse ,,boeken " die ik óf indertijd zelf voor tentamens had moeten lezen, óf op mijn beurt had voorgeschreven voor studenten, geplaatst voor het blok. Enerzijds realiseerden zij zich dat zij geacht werden de openingstoespraken aan te horen, anderzijds wisten zij in de andere zaal een koud buffet en drank aanwezig waar de laatkomers, bij gebrek aan plaats in de ontvangstzaal maar vast aan begonnen waren; ik ook. De toespraken waren nog nauwelijks weggestorven of de rush op het koude buffet begon. Gelukkig waren er

geen kinderen in de zaal, die waren anders beslist onder de voet gelopen. En terwijl ik mild en welgevoed vanaf het podium aanzag hoe beroemde collega's met ellebogenwerk hun weg naar de tafels met de intussen lege schalen baande dacht ik, het congres loopt goed; alleen, het danst niet, het zwelgt. Overigens, ook de volgende dagen waren de moeite waard. Overal kwam je vakgenoten tegen; bij het ontbijt, in de bus, in de wandelgangen, en ook wel in de vergaderruimtes. Maar vooral de bijeenkomsten van vakgenoten die met min of meer hetzelfde onderzoeksonderwerp bezig zijn, maakten dat ik mij van buitenstaander of wandelganger langzamerhand deelnemer aan het congresgebeuren ging voeten. Op de eigen universiteit heeft elke collega toch min of meer zijn of haar eigen winkel en is iedereen toch voornamelijk in de eigen winkel geïnteresseerd. Op een congres komen echter, als het meezit, al die winkeliers branche-gewijs bijeen, bespreken de laatste onderzoeksresultaten, adviseren elkaar én geven elkaar ruggesteun. En met name dat laatste kan iedereen, ook ik, wel gebruiken, ai is het in de regel onmogelijk om meer dan één congres per jaar te bezoeken. En, zo kom je ook nog eens ergens; in Berlijn, Grenoble, Brussel, Essex, Moskou, Florence, Lancaster, én, als het meezit, volgend jaar in Rio de Janeiro. Maar ondanks deze verschillende lokaties, herinner ik mij toch vooral de min of meer uniforme vergaderruimtes, de vele nachtelijke uren die ik heb doorgebracht met het lezen van paper of het voorbereiden van de presentatie van mijn eigen paperen de veelal uitlopende vergaderingen van onze groep, waarin regelmatig mensen uit alle continenten deelnemen. Dergelijke

congressen zijn dan ook onbetaalbaar, en wel in tweeërlei opzicht: uit financieel oogpunt voor individuele deelnemers zonder voldoende universiteitssubsidie (zo rekent bv. het bekende Moskouse hotel Rossija ± f 128,-per overnachting), uit wetenschappelijk oogpunt voor individu en samenleving (als je moet wachten op de publikatie van de meest interessante congrespapers in tijdschrift-of boekvorm, loop je enige jaren achter de feiten aan). Daar komt nog bij dat hoe overladen de programma's ook meestal waren, ik in de regel toch wel wat tijd kon vinden om iets van de omgeving te zien, om kontakten te leggen met deelnemers uit andere groepen. Voor mij belangrijke zaken, maar maatschappelijk natuurlijk niet een reden om naar een congres te gaan. Maar in kombinatie met de andere overwegingen redenen genoeg om aan het begin van de lente een nieuwe paper te schrijven en vervolgens de koffers te pakken, om deel te hebben aan het gebeuren? En of het congres ook danst? Misschien tussen de bedrijven door, maar dat is alleen een vraag voor thuisblijvers, en niet voor de congresveteranen. Maar die zijn dan ook in de regel na thuiskomst alleen gënteresseerd in collegiale vragen naar de wetenschappelijke voortgang; zo ook ik, maar ja, elke winkelier blijft toch voornamelijk de eigen winkel trouw. Op de overige vragen heb ik een standaardantwoord, een parafrasering van Bekker's lijfspreuk: „J'ai attendu la science avec une grande patience, enfin elIe s'est abaisséjusqu'a mol." En als de zon eens een dag heerlijk schijnt, ga ik een uurtje op een bank in het Rosarium zitten, al heb ik dan niet zoals Bekker, daar toestemming voor van mijn baas. vu-Magazine 10(1981)6 (juni)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 234

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's