GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1982 - pagina 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1982 - pagina 14

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frank Boddendijk

Universiteit en samenleving Nog niet zolang geleden bemerkte ik dat ik beroepshalve in een trilemma gemanoevreerd was, waarbij drie verschillende plichten betrokken waren. Op één en dezelfde vrijdagmiddag in november diende ik een vakgroepvergadering bij te wonen, een college te geven en een congres aan een zusterfaculteit te bezoeken. Vakgroepvergaderingen zijn momenteel nog een curieus overblijfsel van de studentendemokratie uit de jaren zeventig en ik voel mij moreel verplicht deze éénjarige bijeenkomsten te bezoeken. Het geven van college is daarentegen een contractuele plicht, die zelfs zo ver gaat dat onderwijs te allen tijde gegeven moet worden voorzover het collegerooster dit voorschrijft en minimaal één student hier om vraagt. Het bezoeken van een congres, georganiseerd door collega's van een zusterfaculteit beschouw ik als een collegiale plicht, waaraan het voordeel verbonden is dat je als winkelier op de hoogte blijft met de ontwikkelingen bij branchegenoten, één straat verderop. Toch heb ik vrij spoedig een uitweg gevonden: op college heb ik met studenten de mogelijkheid overwogen om gezamenlijk het congres te bezoeken: het voorstel werd aanvaard, op grond waarvan congresbezoek nu tot mijn onderwijstaak behoorde. Deze taak genoot voorrang boven het bezoeken van een vakgroepvergadering omdat meer dan één student ook actueel om onderwijs vroeg. Op het dagdeel dat wij deel-

12

namen aan het congres werd een afsluitende forumdiscussie georganiseerd over de vraag hoe politiek Links te werk moest gaan om maatschappelijke hervormingen te bewerkstelligen. Gegeven het thema van het congres — ,,Sociaaldemokratie: theorie en strategie" — een niet onbelangrijke vraag die mijns inziens duidde op de opvatting dat universiteit en samenleving elkaar nodig hebben om maatschappelijke problemen op te lossen en vooruitgang mogelijk te maken. Nadat alle forumleden hun zegje gedaan hadden in eerste ronde, was het woord aan de zaal. En dat heeft de zaal geweten. De eerste vragenstelster verwachte een duidelijk antwoord van de 6 forumleden op een vijftal vragen die op dat moment pas werden uitgedeeld en die, voorzover ik kon beoordelen, alle betrekking hadden op de invoering van de Twee-Fasenstructuur per 1 september a.s. Een belangwekkend onderwerp, dat wel: maar tevens een onderwerp dat slechts in zoverre actueel is dat tot invoering ervan reeds door de Staten-Generaal besloten is en bepaalde groeperingen van studenten en docenten net doen alsof dat niet het geval is. Een groot gedeelte van de diskussie werd vervolgens uiteraard in beslag genomen door pientere vragen en zo mogelijk nog spitsere antwoorden betreffende dit onderwerp. Het eigenlijke onderwerp van diskussie was hiermede grotendeels van de baan, al wist een

oud-lid van de Eenheids Vakcentrale éénmaal de diskussie terug te brengen tot de kern. Volgens hem hield de sociaal-demokratische theorie nog steeds staande dat maatschappelijke hervormingen slechts mogelijk zijn indien ze door de massa gedragen worden, terwijl in de strategie van sociaal-demokraten hier maar bitter weinig van te merken viel. Tussen leiders van sociaal-demokratische organisaties en de massa — en hij had hier aan toe kunnen voegen: tussen universiteit en samenleving — lijkt een onoverbrugbare klootte bestaan. Of die kloof onoverbrugbaar is, weet ik niet. Wel heb ik het gevoel dat de universiteit in het algemeen rlog steeds zeer geïsoleerd van de gehele samenleving opereert. Weliswaar wordt de massa via de media regelmatig geconfronteerd met allerhande universitair geschoolde deskundigen die wel eens zullen vertellen hoe de problemen werkelijk aangepakt kunnen worden: toch is deze relatie tussen universiteit en samenleving tamelijk eenzijdig. Wat onder de massa leeft, de vragen die bij luisteraars, lezers en kijkers opkomen, hoe moet een deskundige daarweetvan hebben. En waar ligt het wankel evenwicht tussen de ivoren toren van waaruit zovele wetenschappers in het verleden de samenleving aanschouwd hebben én de loopgraven waarin bij voorbeeld studenten en docenten zich in verschuilen bij hun verzet tegen reeds aangenomen wetten: loopgra-

ven die evenmin een riant uitzicht op de gehele samenleving bieden. Want dit evenwicht moet wél gevonden worden, wil de samenleving kunnen profiteren van de universiteit. Momenteel schieten de kansarmen in het basis- en voorgezet onderwijs weinig op met een opnieuw ter discussie stellen van de Twee-Fasenstructuur, terwijl de op wetenschappelijke wijze gelijmde breuk in het kabinet Van Agt-Den Uyl de boterham met tevredenheid niet vermag te beleggen. Het merkwaardige feit doet zich echter voor dat Nescio reeds in de jaren twintig niet alleen dit probleem gesignaleerd heeft, maar tevens de oplossing ervan gevonden heeft: „Ik zit op den berg en kijk In het dal der plichten. Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en boomen. Er loopen veel menschen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en verwerkt en kijken voortdurend naar den grond. Enkelen kijken nu en dan op en dan schreeuwen zij. Na eenigen tijd sterven zij allen. Verdienen zij beter? Ik rek mij uit en kijk langs mijn armen naar de blauwe lucht. Ik sta in het dal op een klein pleintje van zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare waschketel. En ik kijk en zie mezelf zitten, daarboven, en ik jank als een hond in de nacht." Zolang wij als Jona onze eigen positie als militair, profeet, deskundige e.d. scheiden van die van de anderen, de massa, zolang is er ook weinig hoop dat de massa zich iets gelegen laat liggen aan allerhande deskundologen die de samenleving heeft voortgebracht. Maar het kan ook anders.

vu-Magazine 11 (1982) 1 (januari)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1982 - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's