GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 394

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 394

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

de ouderen én de jongeren binnen de beschermende schuttingen rond het eigen erf. Althans... tót september 1920. Dan meldt men in Opgang, ,,dat de Amsterdamsche kring van het Christelijk Letterkundig Verbond (waarvan Van Dijk en Van der Leek de exponenten zijn) zich, wegens voortdurende tegenwerking der,,ouderen", van het Verbond had losgemaakt en zich met den zelfstandigen kring te Scheveningen en Den Haag „L/We Du/c/"had vereenigd." Opgang maakt inmiddels een snelle groei door, niet in de laatste plaats veroorzaakt door toetreding van toenmalige publiekstrekkers als Wilma en Willem de Mérode (pseudoniem van W. E. Keuning). Men laat er echter ook organisatorisch geen gras over groeien en richt, luttele maanden na uittreding uit het Verbond, een nieuwe organisatie op: „De Bond van Christelijk Letterkundige Kringen", waarvan Opgang het orgaan wordt. Verwarring Slechts een jaar na de verbondspertkelen noteren we het volgende conflict, ditmaal tussen uitgever en redactie van Opgang. Van Dijk, Van der Leek en Risseeuw, die we al kenden, en J. van Ham, die we verderop nog zullen ontmoeten, nemen en bloc ontslag en besluiten, hierin gesteund door ,,de bond", per kerende post tot oprichting van een nieuw letterkundig blad. Men noemt het ,,Opwaartsche Wegen" en beschouwt het als de directe voortzetting van Opgang. De uitgever van het laatstgenoemde tijdschrift ziet ; echter wel brood in een voortgezette exploitatie en ; verzoekt, de gebrouilleerde verhoudingen tussen ; ouderen en jongeren kennende, het „ o u d e " Letter' kundig Verbond om de redactie van Opgang op zich ' te nemen. En het Verbond, dat de uitgave van Bloe! sem en Vrucht wegens commerciële en literaire ; bloedarmoede inmiddels gestaakt zag, bezwijkt voor ; 't weinig kiese maar aanlokkelijke aanbod... ; Met veel gevoel voor understatement stelt P. J. Ris• seeuw vast, dat daarna ,,een periode van verwarring" i aanbreekt; wellicht is „bizar" een juistere aandui• ding: twee bonden, twee tijdschriften, waarvan het '• ene een voortzetting van het andere, dit alles met het ! doel de literatuur dichter bij het protestantse volks: deel te brengen (of omgekeerd). Het ligt meer voor de : hand te veronderstellen dat dit staaltje onvervalste

Het ,Kristelik dichterschap' in discussie Behalve De Mérode, die niet wat leeftijd, wél wat dichterlijke bloeiperiode betreft een echte representant van de Opwaartsche Wegengroep is, maakt een hele stoet jonge dichters, waarvan in de bloemlezing hieronder werk is opgenomen, zijn opwachting in dat blad. Uit recente gesprekken met twee van deze jong-protestanten — mr. Roel Houwink (1899) en prof. W. A. P. Smit (1903) — blijkt, hoe er, ondanks zekere parallellen, verschillen en tegenstellingen in de groep ingebouwd waren, niet in het minst door de onderscheiden religieuze komaf en de a^rd van de motivatie. Houwink groeide op in een vrijzinnig protestants, later remonstrants milieu en voltooide, zeer tegen zijn zin, een door zijn vader opgelegde rechtenstudie, waarmee hij nimmer iets gedaan heeft. De vrijzinnige levensbeschouwing bevredigde hem niet, hetgeen verklaart waarom zijn aanraking met de theologie van Karl Barth zo'n ommekeer in hem teweegbracht: „Ik maakte kennis met de ernst van het christendom". Die ernst sloeg op Houwink over, bracht hem ook in contact met het orthodoxe prote-

Bij sommige gelegenheden werden de meningsverschillen even terzijde geschoven. Bij één van die gelegenheden (het 2e lustrum van de chr. auteurskring in 1939) werd het een vrolijke boel. Van Randwijk stak zich daarbij zelfs in kokskostuum (linksachter). Naast hem, staande van links naar rechts: een onbekend gebleven ober, Fedde Schurer, de gérant, W. G. van der Hulst, Bert Bakker (weggedoken met een steelpan op het hoofd), Klaas Heeroma, vóór hem een onbekend gebleven dienster, Gerrit Kamphuis (met bril), A. Wapenaar, P. J. Risseeuw en Roeland Koning. Zittend op de tweede rij, van links naar rechts: Jan H. de Groot, Joh. van Hulzen, Mary Pos en (achterstevoren op z'n stoel) C. Rijnsdorp. Vooraan Piet Kortuys (op de omgevallen stoel) en Gerrit Mulder (gedecoreerd met een streng knoflook)

Pertinent Ook W. A. P. Smit, domineeszoon uit de buurt van Nijmegen, is overigens geenszins ,,calvinist". In '22 ging hij naar Leiden om letteren te studeren. Voordien onderhield hij al contacten met (niet-christelijke) letterkundigen van naam, zoals Menno ter Braak en Jan Campert. Ter Braak, met wie hij 't Tiels Gymnasiastenblad opzette, introduceerde Smit bij de groep van De Zilveren Distel. De Leidse studie deed die contacten echter verwateren en bracht Smit in aanraking met Van Ham, de grote inspirator van de christelijke poëzie. ,,Hoewel zelf geen ,,creatieve" figuur in kunstzinnige zin, was Van Ham een enthousiaste man en een organisator van de eerste orde", aldus prof. Smit, die de naam „jong-protestanten" overigens aan Van Ham voorstelde: ,,lk was in die jaren mij erg bewust van kwesties van geloof en protestantisme en heb, als ik mij goed herinner, op een gegeven ogenblik tegen Van Ham gezegd: je hebt daar die jongkatholieken. Dan zijn wij de jong-protestanten en dan willen wij eigenlijk iets dergelijks." Over wat hij wilde is Smit, nog steeds, heel pertinent: christelijke kunst, dat is: ,,kunst van christenen en zeer nadrukkelijk niet: calvinistische kunst!" Smit's enthousiasme voor dat ideaal doorstond zelfs de druk toen, in Leiden, de tachtiger/\/berf Verweijz\\n leermeester werd en, zij 't vooral in literair-historisch opzicht, zo'n enorme invloed op hem ging uitoefenen. Houwink en Smit; twee uitgesproken representanten van, en beiden sterk gemotiveerd voor christelijke letterkunde, die nochtans in het eerstvolgende conflict binnen de groep tegenover elkaar staan en ook

W. HESSELS

HANG. HOEKSTRA

De blinde bedelaar (fragment)

Calvinisme

Koorddanser

De profeet

De straat barst van wit zonnelicht De bedelaar is blind. Schaduw valt over zijn droomgezicht. Hij houdt het napje vast, als een kind.

Gij waart, o Huis, een blok van angst, doorruist van orgelklank; het licht dat U doorscheen was hemelblank, maar in uw hoeken hurkte steeds de vrees.

Hoog in de zaal deed hij zijn dolle toeren, in 'tglanzend lichteen zwevend silhouet die elk gebaar en led 're schrede met schijnbare achteloosheid bleef volvoeren.

Nu laat mij gaan, o Heer— ginds wacht op mijnen wederkeer het volk en mort.

In de spiegel van zijn ziel staat God. Ongerepte majesteit die hem tegenlacht met Zijn gebod: „ Wacht"!

Gij waart gelegen in een droomstil dal tussen de hoge bergen van Gods Toorn; uw muren grensden aan des hemels koren en aan de hel.

Wij hielden hem tezaam in evenwicht tot hij veilig aan 't einde was gekomen en meteen buiging afscheid had genomen, een dwaze glimlach opzijn moe gezicht.

mijn woord is in Uw zon verdord, mijn hand is wankel van Uw kracht, maar in mijn blind geslagen blik draag ik voorgoed den grondeloozen schrik van Uwontoonb'repracht.

Wacht tien honderd uur. Een hemel van wit zonnelicht, barst eens over dit dood aangezicht. Blinde zing! Bedelaar—Mensch spring met Hem over deze zwarte muur.

Die in u woonde als kind, geen aardse vreugde kan hem meer verzaden, maar op een pad verzengd door zon en wind drijft hem uw ongenade.

Heer, zie de drieste danser, die ik ben, Gij hebt het koord gespannen, en ik ken de blinde aanvang, noch het duister einde. Boven mij spant Uw lucht, beneden zijn de wegen en steden, klein ondermijn voet.

JANH.DE

336

stantisme en leidde hem ten slotte tot Opwaartsche Wegen. Literair was hij op dat moment verder dan de meeste van zijn mededichters; een gevolg vooral van zijn redacteurschap, samen met jeugdvriend Henny Marsman, van d e „ Vrije Bladen". Houwink nu, sprekend over zijn ,,bekering": ,,lk wilde gewoon meedoen. Ik voelde mij daar thuishoren." Hoewel men hem als barthiaan, en zónder calvinistische achtergrond, steeds als ,.vreemdeling in Jeruzalem" bleef beschouwen, had hij de latente tegenstellingen binnen de groep aanvankelijk niet in de gaten — ,,die bleken pas aldoende" — en werd hij zelfs eindredacteur van Opwaartsche Wegen,

Hollandse verdeeldheid in eigen kring eerder het tegendeel heeft bevorderd... Lang heeft de ,,verwarring" overigens niet geduurd. Nadat Opgang van uitgever wisselde en de nieuwe eigenaar geen heil meer zag in voortzetting van het blad, werd het verkocht, en wel aan de uitgever van... Opwaartsche Wegen. Zo bleek dan het materiële een sterkere saambindende factor dan het geestelijke... Kort daarna smolten ook de twee bonden samen tot het in 1925 opgerichte „Verbond van Christelijk Letterkundige kringen". De ouderen hadden hun partij van behoudzucht en angst voor literaire nieuwlichterij uitgeblazen; het elan van de jongeren had gewonnen. De oogsttijd brak aan.

GROOT

MR. ROEL HOUWINK

Ik ga U, dansend, langzaam tegemoet.

vu-Magazine 12(1983) 9 oktober 1983

vu-Magazine 12 (1983) 9 ol<tober 1983

337

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 394

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's