GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 82

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 82

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

voormalige bolwerken en niet zelden zullen wij daarbij stuiten op een algemene of een joodse begraafplaats. Tot de grote promotors van de landschapstuin op de bolwerken behoort het geslacht Zocher. Zij waren van Duitse afkomst maar desalniettemin sterk beïnvloed door de Engelse landschapsparken, die als reaktie op de strakke 17e-eeuwse kasteeltuinen zeer speels en zwierig van opzet waren. Van de drie Zochers werd de middelste, Jan DavidZoclier{\ 791 -1870) het bekendst. In de stad Utrecht was een groot bewonderaar van zijn ideeën, jhr. mr. H. M. A. J. van Ascii van Wijck, juist burgemeester geworden. Samen ontwierpen burgemeester en tuinarchitekt de plannen voor het omzetten van de grimmige verdedigingswerken in landelijk aandoende wandelpaden met fraaie bebossingen. Zocher kreeg opdracht niet alleen de stadswallen om te vormen, maar tevens èen begraafplaats te ontwerpen op een wat hoger gelegen terrein tussen Kromme en Vaartse Rijn, even buiten de Utrechtse singels. Het gekozen terrein bestond als oeverwal van de Kromme Rijn uit zavel en lichte klei op een ondergrond van zware rivierklei en was voor velerlei doelen te gebruiken. Utrechtse hoveniers hadden het geschikt bevonden voor hun tuinderijen. Evenals het rivierbos Amelisweerd kende het terrein enig reliëf..De algemene voorkeur voor een, liefst wat hellend, pleistoceen gebied, rivieroevers en/of moreneranden voor de aanleg van begraafplaatsen vinden we hier binnen de lokale mogelijkheden zo goed mogelijk benaderd. Aan de voorwaarde, dat de grond van geringe landbouwkundige waarde moest zijn, kon evenwel niet worden voldaan en dat merkte de gemeente dan ook geducht in de aankoopsom. In het ontwerp van Zocher staat een ronde verhoging centraal. Als ,,lieuvel" zou deze later voor de nodige problemen zorgen. Was het een speelse gedachte van Zocher deze rotonde te ontwerpen? Werd hij geïnspireerd door een ontwerp van de door hem zo bewierookte Engelse landschapsarchitekten? Was het de enige mogelijkheid tegemoet te komen aan de eisen van de Utrechtse adel, die als bezitters van grafkelders in de Utrechtse kerken nu ook een grafkelder was toegezegd? Lag er soms al een terpje op die plaats? Of herinnerde Zocher zich de ,,kalvariebergen" op Duitse kerkhoven? Zat er misschien de gedachte achter dat bergen altijd een rol spelen in religies als plaatsen van gebed of was het de Engelse landschapsstijl. 76

graafplaats van Leeuwarden, in tijd en opzet metde Utrechtse vergelijkbaar.

De plattegrond van de dodenstad

Afb. 3 ONTWERPVAN ZOCHER VOOR HET BOLWERK LEPELENBURG De tekening van het bolwerk vertoont overeenkomst met de begraafplaats. Aangezien het ontwerp nooit is uitgevoerd is de funktie van de cirkel niet geheel duidelijk. Het betreft een opgemetselde muur en in plaats van het circus van Nash is hier misschien aan een muziektent gedacht. (Bron: Cremer c.s.: Bolwerken)

die een berg voorschreef in het park? Wij weten het niet. Zocher is wellicht geïnspireerd door de Engelse tuin van John Nash (1811), waarin ook een rotonde het middelpunt vormt, die bedoeld was als standplaats voor een circus. In elk geval was Zocher gegrepen door de cirkel als middelpunt voor zijn ontwerp. Op latere ontwerptekeningen voor het bolwerk Lepelenburg (1859/'60) vinden wij eveneens een (ovengens niet uitgevoerde) rotonde die een duidelijke overeenkomst vertoont met de heuvel van Soestbergen, die op oudere kaarten (van vóór 1827) nietvoorkomt. Waarom zo uitvoerig stilgestaan bij deze verhevenheid in het landschapspark Soestbergen? Omdat deze grafheuvel uniek is, niet alleen in Nederland, maar waarschijnlijk in heel Europa. De meest voor de hand liggende verklaring van de heuvel met put is een tv/eevoudige: de heuvel was een fraaie gelegenheid grafkelders te bouwen, waarop dan ook 97 eigenaren van grafkelders in Utrechtse kerken intekenden. De heuvel werd opgeworpen door het midden diep uit te graven. Hier was dan gelijk een knekelput. Dat is waarschijnlijk ook de bedoeling van Zocher geweest, maar zekerheid hieromtrent is er niet, want de toevoeging ,,opene ronde put tot bergplaats van beenderen" op de kaart van 1844 behoeft niet per se van Zocher te zijn. In elk geval Is de put nooit als knekelput in gebruik geweest. Het ligt voor de hand dat de Utrechtse adel er weinig voor voelde als entourage van de put te dienen. Een andere bekende landschapsarchitekt die zich met bolwerken en begraafplaatsen heeft bezig gehouden was Lucas Pieters Roodbaard (17821851), de ontwerper van de fraaie be-

,,Op de begraafplaats geven architektuur, stedebouw, statusvertoon en rassenscheiding een afspiegeling van de levenden en niet van de doden". Voor de geograaf is de begraafplaats niet minder interessant dan de stad van de levenden. Ook op de begraafplaats is er een duidelijke geleding en onderscheid tussen arm en rijk. tussen wijkers en blijvers en tussen opdringers en verliezers. Ook hier heeft elke tijd zijn eigen ideeën gehad voor de vormgeving van de laatste rustplaats en zijn er tijden geweest van (ruimte)overvloed en (ruimte-)schaarste. De heuvel is het middelpunt en evenals in de city is de grond erg duur en kostbaar. We zouden zelfs van hoogbouw kunnen spreken. Ook hier kent de city een uitstraling: de lommerrijke paden rond de heuvel zijn voor de weigestelden. De vakken 5, 9,7,11 en 10 bezitten nog grotendeels de oorspronkelijke zwierige opzet, maar ook toen de begraafplaats nog niet verder reikte dan vak 7 (in 1844) waren er al soberstrakke velden in de vakken voor minder bedeelden. De wurgende armoedeschil, die grenst aan de city en kenmerkend isvoordelaat-19e-eeuwse stad, ligt hier aan de periferie. Tussen adel en armen gaapt een kloof, die niet minder breed is als tijdens het leven van beide groepen. Vak 2, ten noorden van het huidige vak 3, is het gildenvak, waar de broeders van in de Franse tijd opgeheven gilden hun collega's begraven. Vak 3 is het busgravenvak, waar de zogenaamde busdoden rusten, de trouwe spaarders voor een fatsoenlijke begrafenis. Uit deze gilden- en busorganisaties kwam wat tater de bekende levensverzekeringsmaatschappij ,,Utrecht" voort, eens de trotse eigenares van het majestueuze Jugendstilpand aan de Leidseweg te Utrecht. Vak 5 is voor de gegoede burger, de hoogleraar aan de Rijksuniversiteit, de koloniaal, de hoge militair, de geliefde predikant en de bekende arts, terwijl vak 6 de nabijheid van de armen reeds verraadt. Vak 7 vormt een speelse overgang van de Utrechtse notabei naar de kleine burger en vak 9 aderfit geheel de sfeer van vak 5. Vanaf de Gansstraat heeft de bezoeker direkt het gezicht op het beste wat Soestbergen heeft te bieden en in dit opzicht getuigt de planologie van het monumentale park van Zocher en Van Asch van Wijck van meer visie dan veel

vu-Magazine 12(1983) 2 februari 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 82

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's