GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1984 - pagina 504

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1984 - pagina 504

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

voornamelijk gericht op de landbouw en concentreerde het werk zich in en rond het huis. Mannen, vrouwen en kinderen hadden wel eik hun eigen taken, maar deze liepen ook weer vaak door elkaar heen. Toen door de industriële ontwikkeling de produktie steeds meer in afzonderlijke fabrieken werd geconcentreerd, werden veel mensen gedwongen hun brood daar te gaan verdienen. Voor de landbouw werden de mogelijkheden steeds kleiner. Rond de fabrieken, die vaak in afgelegen streken werden gebouwd, verschenen al snel huizen voor de arbeiders en arbeidsters. Zo ontstonden hele steden rond de fabrieken en werden mensen die voorheen rustig op het land leefden, gedwongen zich in een gemeenschap te voegen die alles zag en hoorde. Zo ontstond ook het kerngezin: vader en moeder en (veel) kinderen. Voor andere familieleden die voorheen ook nog deeluitmaakten van het gezin, zoals grootouders en ooms en tantes, was nu geen plaats meer. Niet alleen omdat de huizen daar niet op berekend waren, maar ook omdat de lonen veel te laag waren. Deze ontwikkeling — de vorming van een stedelijke arbeidersklasse — wordt door AU de Regt beschreven in haar proefschrift 'Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid'. Het ontstaan van deze nieuwe klasse betekende ook een ingrijpende verandering in het dagelijks leven van de arbeiders. Al snel bleek dat het loon van de man bij lange na niet voldoende was om het hele gezin te onderhouden, zodat ook vrouwen in de fabriek gingen werken. Werkdagen van veertien uur waren toen niet ongewoon. Vrouwen moesten bovendien, naast hun werk in de fabriek, óók nog het hele huishouden doen, en dat met een uiterst karig loon. Ali de Regt citeert een vrouw die vertelt: "sMorgensom vieruurstondikop, en dan zorgde ik eerst voor het eten, dat dan in bed gezet werd. Dan maakte ik de kindertjes gereed en bracht die naar mijn moeder... Wanneer ik dan om kwart over twaalven weer tehuis kwam, was mijn eerste zorg het eten op het vuur op te warmen en den boel gauw wat op te knappen. Kwam ik dan 's avonds van de fabriek dan moest ik nog bij nacht en ontij gaan wasschen en verstellen..." Deze vrouw ging niet voor één uur's nachts naar bed. Kookcursussen Een andere vrouw vertelde: "Het is toch een zwaar leven voor ons. Toen verleden Zondag mijn kind gedoopt moest worden, moest ik 's Zaterdags-

412

Zeeburgerdorp (Dienst Volkshuisvesting)

avonds nog een heele tobbe met goed wasschen, opdat ik en het kind er ordentelijk zouden uitzien." Dat een dergelijk leven zwaar was voor deze vrouwen is geen wonder. Ook voor de mannen was dit nadelig, vindt Ali de Regt: "Mannen ondervonden op een andere manier wat het betekende een buitenshuis werkende vrouw te hebben. Voor hen was het een aanslag op hun rusten ontspanning. 'Wanneer de man 's avonds thuis komt en het huishouden moet nog gedaan worden, dan kan ik begrijpen dat hij de deur uitloopt', was een alom te beluisteren opinie, ook onder arbeiders zelf." De slechte positie van vrouwen werd ook in die tijd al uitsluitend geweten aan het feit dat zij loonarbeid verrichtten, en niet aan de dubbele belasting van loonarbeid én huishoudelijke arbeid. Want als oplossing werd niet het eerlijker verdelen van huishoudelijk werk naar voren gebracht, maar het verbieden van loonarbeid van gehuwdevrouwen. Zo ver kwam hetuiteindelijk niet: het bleef bij enkele arbeidsbeschermende maatregelen voor vrouwen. Liefdadigheid naar vermogen Naast een beschrijving van het leven van arbeidersgezinnen, bevat het proefschrift van Ali de Regt ook een verslag van pogingen deze gezinnen 'op te voeden'. Dat gebeurde meestal door kerken, liefdadigheidsinstellingen, of voorlopers van het maatschappelijk werk. Een voorbeeld van deze disciplinering is ook te vinden in het proefschrift van Siep Stuurman. Hij citeert een socialistische arbeider, die vertelt over een oude vrouw: "Zij was moeder van tien kinderen en toen het zesde kind twee of drie dagen oud was kwam de pastoor bij haar op bezoek. De pastoor kwam als regel bij de

geboorte van een kind de moeder bezoeken en liet volgens gewoonte voor moeder of kind een kleinigheid achter. Hij informeerde of haar man nog altijd lid was van de rooie bond, waarop de vrouw een zeer pertinent bevestigend antwoord gaf 'Als uw man nog altijd lid is', zo verklaarde de pastoor, 'dan behoef ik hier niets te geven want aan de vrouwen en kinderen van de socialisten geef ik niets'." Ali de Regt gaat met name in op beschavingsinitiatieven uit de kring van de verlichte burgerij. Liberalen en socialisten streden samen voor de intellectuele en morele verheffing van de arbeidersklasse. Heel duidelijk bleek dit op het gebied van de armenzorg. Rond 1870 werd in Amsterdam een vereniging opgericht met de naam Liefdadigheid naar Vermogen. Tot die tijd stond hulp aan armen ongeveer gelijk aan bedeling, maar Liefdadigheid naar Vermogen wilde met hulp bereiken dat de ontvangers voortaan voor zichzelf zouden kunnen zorgen. Zij bleef echter uitgaan van het idee dat armoede de schuld van de armen zelf was omdat zij aan een ernstig gebrek aan zelfbeheersing leden. Wilde een gezin voor steun in aanmerking komen, dan werd er door Liefdadigheidheid naar Vermogen een diepgaand onderzoek verricht. Dat onderzoek had met name tot doel te voorkomen dat mensen hulp kregen terwijl zij er geen recht op hadden. Twee voorbeelden hierover uit het boek van Ali de Regt: "Vrouw B. komt bij de Commissieleden huilend in een nachtjapon om hulp vragen; zij heet te arm om een japon te kopen, maar toen de Commissieleden op een ongewoon uur kwamen om zich van den toestand te overtuigen, zat zij met een paar vriendinnen in hare kamer bitterte drinken." "J., 60 jaar oud, lag 's ochtends ten 10

vu-Magazine 13 (1984) 11 december 1984

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's

VU Magazine 1984 - pagina 504

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's