GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 14

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

opinie in de Derde Wereld moet niet worden onderschat. Het voorbeeld van de olielanden sloeg aan. Eind 1973 besloten de landen die fosfaat produceren onder leiding van Marokko de prijzen met 300 % te verhogen, terwijl Togo de Amerikaanse Grace Company nationaliseerde. In diezelfde tijd zegden de koffieproducerende landen de internationale koffie-overeenkomst op en bevorderden een verhoging van de koffieprijs, door met financiële steun van Venezuela voorraden op te kopen en de export te beperken. in maart 1974 richtten 7 bauxietproducerende landen, die samen 63 % van de wereldproduktie leverden, in Conakry de 'International Bauxite Association' op. Het gevolg was dat de bauxietprijzen tot 1976 met bijna 200% gestegen waren. Guyana nationaliseerde in 1974 Reynolds Metals, nadat het in 1971 reeds Alcan had overgenomen, terwijl Jamaica de te betalen belasting met 700 % verhoogde en met de buitenlandse ondernemingen ging onderhandelen over de overnamevan meerderheidsbelangen. In diezelfde maand besloten de bananenexporterende landen in Panama tot samenwerking en verhoogden de exportbelasting tot 2,5 dollarcent per pond. In mei 1974 kwamen de kwikzilverproducerende landen in Algiers een gemeenschappelijke minimumprijs overeen, wat een prijsverhogend effect had. In november 1974 besloot de in 1967 in Lusaka opgerichte 'Raad der koperexporterende landen' tot gemeenschappelijke exportkortingen om de koperprijs te steunen. In april 1975 richtten de ijzerertsexporterende landen, waaronder ook Australië en Zweden, een gemeenschappelijke organisatie op, terwijl de caoutchoucexporterende landen in mei 1975 tot gemeenschappelijke afspraken kwamen. Ten slotte hebben vijf grote tinproducerende landen in augustus 1983 een organisatie in het leven geroepen om de prijzen te stabiliseren en hun belangen te behartigen. Al moesten als gevolg van tegenacties van westerse zijde hier en daar enkele stappen worden teruggedaan, de initiatieven van de grondstoffenlanden hebben tot gevolg gehad dat binnen de Verenigde Naties een discussie op gang kwam over een 'geïntegreerd grondstoffenprogram' tussen exporterende en importerende landen. Een groot probleem vormen de hoge schulden van veel ontwikkelingslanden, met name van een aantal Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. Niet alleen in de tijd van hoogconjunctuur, maar ook in de jaren zeven-

12

,Industrielanden sloten hun markten voor produkten uit de Derde Wereld'

tig konden veel ontwikkelingslanden gemakkelijk leningen sluiten. Ze gebruikten het geld voor projecten in hun land en later met name om de duurdere import en de gestegen oliekosten te betalen. Rente en aflossing betaalden ze doorgaans van de opbrengst van hun export. Schuldenlast Toen de olieprijzen stegen en de exportterugliep, kwamen veel ontwikkelingslanden in moeilijkheden. Bovendien had een aantal ervan geld geleend voor de financiering van ontwikkelingsprogramma's en tekorten op de betalingsbalans, op een moment dat de rentetarieven in de Verenigde Staten en Europa naar een recordhoogte waren gestegen. Latijns-Amerikaanse landen als Brazilië, Mexico, Argentinië, Venezuela, Peru en Bolivia zaten diep in de schulden. Brazilië moest al in 1980 75% van de opbrengst van zijn export besteden aan de import van olie en betaling van rente en aflossing. Het heeft een buitenlandse schuld van 100 miljard dollar. Mexico is de tweede op de ranglijst met een schuld van ruim 90 miljard dollar. Maar niet alleen Latijns-Amerikaanse landen zijn in moeilijkheden gekomen. Zambia zou jaarlijks tweemaal de opbrengst van zijn export moeten opbrengen voor rente en aflossing. De gemiddelde schuld van de Afrikaanse

landen is in een jaar tijds van 12 tot 22 % van de opbrengst van hun export toegenomen. Voor de armste ontwikkelingslanden, waarvan de meeste in Afrika liggen, is de situatie nog nijpender. Bij deze landen gaat het weliswaar om een lagere schuld, die echter relatief gezien zwaarder op hun inkomsten drukt. Omdat er aan deze landen weinig eer is te behalen, kunnen zij over het algemeen met hun problemen niet bij commerciële banken terecht. Zij zijn van fondsen als het IMF afhankelijk, dat echter hoge voorwaarden stelt en zo min mogelijk risico wil lopen. De gevolgen van de enorme schuldenlast van de Derde Wereld — er zijn uitzonderingen, zoals Kameroen, Ivoorkusten Maleisië — laten zich denken. Een nog grotere geldontwaarding valt te verwachten In 1980 bedroeg de inflatie in Brazilië reeds 113 procent. Maar ook in een land als Senegal was de inflatie tussen 1973 en 1975 al gestegen van 12 tot 31 procent. Verder nemen de regeringen hun toevlucht tot bezuinigingsmaatregelen die brede groepen van de bevolking treffen en de werkloosheid trendmatig doen toenemen. In werkelijkheid zal deze groter zijn dan de officiële cijfers doen vermoeden, vanwege de verborgen werkloosheid en het verschijnsel van de marginaliteit. Het verarmingsproces van het platteland

VU-Magazine14(1985)1 januari 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's