GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 391

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 391

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de natuurlijke selectie kan de blootstelling van pissebedden aan lood ook weer van belang zijn. Het lijkt aannemelijk dat de slimste exemplaren, die de consumptie van lood en andere zware metalen het best weten te vermijden, het uiteindelijk zullen winnen van de soortgenoten met een geringer onderscheidingsvermogen. e aanpassingsmogelijkheden van insekten zijn, vergeleken met die van andere diergroepen, zonder meer uitzonderlijk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat zelfs onder de meest barre omstandigheden nog insekten kunnen worden aangetroffen. Ze zijn behoorlijk 'stress-bestendig', althans zolang het gaat om bedreigingen van natuurlijke aard. Zo kunnen insekten nog uitstekend gedijen in extreem droge, koude of zoute milieus. Onkwetsbaar zijn ze echter niet. En met name in de tweede helft van deze eeuw is door menselijk toedoen een proces van milieuverontreiniging en -vernietiging in gang gezet dat de levenskansen van (onder andere) grote aantallen insektesoorten toenemend onder druk zet. Dat insekten — liever gezegd: sommige insektesoorten — de mensheid naar alle waarschijnlijkheid zullen overleven is daarom maar de helft van de waarheid, naar prof. Joosse-Van Damme en dr. Nico van Straalen benadrukken.

D

Prof. Joosse: "Ik weet ."iet of je in z'n algemeenheid mag zeggen dat insekten zich zo gemakkelijk en voorbeeldig aanpassen. Het is waar: er zijn veel insektesoorten, maar wanneer je de kansen voor één afzonderlijke insektesoort bekijkt, dan blijken die overlevingskansen betrekkelijk gering. Insekten zijn vaak heel strikt gebonden aan één bepaalde voedselplant bij voorbeeld, en aan hun vaste woonomgeving, hun habitat. Vluchten komt niet bij ze op. Zodra in hun leefmilieu ook maar iets gewijzigd wordt is het voor die bepaalde insektesoort meestal afgelopen. Sprekend over de individuele soort moet je je daarom afvragen of insekten wel zo flexibel zijn als men vaak denkt. Alleen, ze zijn met zovelen. En ik denk dat dat de reden is waarom hun kansen vaak zo overschat worden." Dr. Van Straalen: "Omdat er zoveel soorten zijn, zul je, zelfs na de grootste verstoring, nog wel wat soorten overhouden. Maar dat zal zeker niet het assortiment zijn wat we nu kennen — vooral de minder interessante soorten als vliegen en muggen blijven over. Het assortiment is al zo teruggelopen in de laatste decennia." Illustratief bleek in dit verband één van de bijdragen aan het entomologencongres. In een historisch overzicht werd becijferd, dat sinds 1920 een derde deel van de toen algemeen %.

•%

k

Springstaarten en mijten kunnen als 'bio-indicator'dienen, ter vroegtijdige signalering van de nadelige effecten op bossen van zure neerslag en andere vervuilingen. Nog voor de schade aan de bomen zichtbaar wordt, verandert de verhouding tussen de aantallen springstaarten en mijten op en in de bodem, naarmate de verontreiniging toeneemt Van links naar rechts: biologen nemen grondmonsters (1), snijden het monster af (2) en bekijken de eerste resultaten (3). In het laboratorium worden de monsters van bovenaf verwarmd waardoor ze uitdrogen en de bodemdieren het monster via de trechters verlaten om ten slotte te worden verzameld in een glazen buisje (4). Met behulp van geavanceerde apparatuur wordt ten slotte het gehalte aan zware metalen in de grondmonsters nauwkeurig vastgesteld (5)

voorkomende soorten waterinsekten voorgoed is verdwenen; een ontwikkeling die vooral in de afgelopen twintig jaar in een onrustbarende stroomversnelling is geraakt. Ook waterinsekten blijken sterk te lijden onder het menselijk ingrijpen in de natuur. Een voorbeeld is de beekschaatsenrijder, tot voor enige tijd een veel geziene gast aan het oppervlak van Hollandse wateren. De plaatsen waar het aandoenlijke diertje nu nog zijn kunsten vertoont zijn inmiddels op de vingers van één hand te tellen. Door de kanalisatie van beekjes en andere stromende watertjes, de verwijdering van overtollig geachte oeverbegroeiing en het overvloedig huishoudelijk gebruik van wasverzachters (die maken dat het diertje met de poten door het water zakt), zijn ze ten dode opgeschreven. Globaal genomen en op mondiaal niveau bekeken, blijkt de helft van de insektesoorten momenteel met de ondergang bedreigd; een snelle rekensom leert dat het daarbij om niet minder dan tien miljoen soorten gaat. "Dat is nogal wat", aldus mevrouw Joosse. En zelfs ons kleine landje, waarmee het op milieugebied, en dan vooral vergeleken met andere, nog niet zo héél erg slecht lijkt te gaan, blijkt daarin geen uitzondering."

W •

^

De ontwikkeling van een mannelijke springstaart in beeld (de kenmerkende 'springvork' bevindt zich aan de buikzijde en is op deze afbeelding niet zichtbaar). Bij dit vleugelloze insekt gaat de ontwikkeling niet gepaard met spectaculaire metamorfosen, zoals bij de vlinder het geval is, maar leidt een reeks vervellingen geleidelijk tot de completering van het volwassen insekt.

344

ie zich afvraagt wat de oorsprong is van de, in rap tempo afnemende, maar altijd nog gigantische hoeveelheid insektesoorten, staat voor een raadsel. Heeft die ontzagwekkende variatie wellicht te maken met — hoe meer soortert des te groter immers de kans op overleving als geheel — de betrekkelijk grote kwestbaarheid van de afzonderlijke soorten? Feit is dat tal van insektesoorten slechts op minieme punten afwijken van aanverwante soorten. Maar de diepere zin achter de soortvorming stelt ook entomologen nog voor een raadsel. Men neemt aan dat concurrentie binnen een soort een belangrijke achtergrond voor soortvorming zou kunnen zijn. De strikte gebondenheid van een insektesoort aan één bepaalde plant, kan tot uitputting van die voedselbron leiden. VU-MAGAZINE — OKTOBER 1986

Voor sommige soorten betekent dat het einde. De meer inventieve insektesoorten zullen wanhopig op zoek gaan naar alternatieven. Concurrentie als gevolg van een beperking in de voedselvoorziening kan ertoe leiden dat één of meer exemplaren van een insektesoort zich met een andere plant gaan voeden. Na verloop van tijd zou dat differentiatie teweeg kunnen brengen: kleine veranderingen in uiterlijk en gedrag van de bewuste soort, als aanpassing aan de gewijzigde leefomstandigheden; soortvorming als gevolg van een selectieproces dus. Die enorme variatie in insektesoorten kan ook verband houden met de geringe lichaamsgrootte van insekten. Ze zijn zonder uitzondering klein en kunnen ook niet groter worden omdat hun manier van zuurstofopname daarop niet is berekend. Nietige dieren, als insekten, hebben in beginsel altijd een veel groter verspreidingsgebied dan de grotere beesten. De olifant komt alleen in Afrika en Azië voor, muggen en vliegen daarentegen vinden we overal op de aardbol. De nietigheid van insekten is derhalve bepaald geen handicap. De grote verspreiding duidt erop dat insekten, gedurende hun evolutieproces, met tal van uiteenlopende habitats te maken zullen hebben gekregen en, via selectie, zich daaraan steeds weer hebben weten aan te passen. En dan is het ook nog mogelijk de kwantitatief gezien opmerkelijke soortvorming bij insekten in verband te brengen met het belang van deze dieren in de voedselketen. Insekten hebben binnen de dierenwereld een grote voedingswaarde en zijn, als gevolg van hun massale aanwezigheid op aarde, basisvoedsel voor een ontelbaar aantal andere dieren. De voortdurende dreiging die uitgaat van het hebben van zoveel natuurlijke vijanden betekent een enorme selectiedruk en kan dus ook weer een drijfveer zijn voor soortvorming.

een bepaalde vogel. Wanneer nu deze vogel de gele variant gemakkelijker waarneemt dan de rode, kan dat een verschuiving teweegbrengen binnen die wespesoort ten gunste van de rode exemplaren. Het is zeer wel denkbaar dat uiteindelijk alleen de rode wesp zou overleven. Zo kan ook het gegeten worden leiden tot soortvorming; een natuurlijke vorm van selectie dus, met een externe oorzaak. Deze theorie is wellicht ook de achtergrond van een mogelijke verklaring voor de soms spectaculaire wijze waarop de kwetsbare insekten zich teweerstellen tegen hun roofvijanden of predatoren. Wie niet sterk is moet slim zijn. Dat geldt ook in de dierenwereld. En juist insekten hebben daarvoor opmerkelijke methoden ontwikkeld, zij het dat die technieken vaak tegenstrijdig lijken. Zo zijn er insektesoorten die zich ware meesters tonen in camouflage — de wandelende tak en het levende blad bijvoorbeeld — en we kennen insekten — zoals rupsen en vlinders — die juist met felle kleuren of een sterk in het oog vallende tekening, potentiële predatoren hopen af te schrikken. In wezen echter ligt daaraan één en hetzelfde principe ten grondslag: een zodanige uiterlijke aanpassing aan de leefomstandigheden dat de kans om ten prooi te vallen wordt verkleind. Het is allemaal het resultaat van miljoenen jaren evolutie, waarin de soorten die het meest afschrikwekkend oogden en die, welke nog het meeste leken op de vegetatie waarmee ze zich voedden, de dans zijn ontsprongen, terwijl andere soorten verdwenen. Overigens bewijzen de insektesoorten die zich met felle kleuren tooien hun predatoren nog een dienst ook. Veel van die exotisch ogende soorten, waaronder verschillende rupsen maar bijvoorbeeld ook wespen, bevatten giftige stoffen die niet zonder risico zijn voor hun potentiële vijanden. Hun uitdossing is in dat geval een signaal aan vogels en andere

E

en fictief voorbeeld: we kunnen ons een wespesoort voorstellen, waarvan veel gele en enkele rode exemplaren voorkomen, die het basisvoedsel vormt van

VU-MAGAZINE —OKTOBER 1£

345

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 391

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's