GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 274

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 274

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

hun eigen tuinen, kostgrondjes genaamd. Aanvankelijk zijn ze wat terughoudend tegenover die Nederlandse vreemdeling, maar al gauw is de schroom overwonnen en komen de verhalen los. Het gaat over de voorouders die als slaven op de markt van Paramaribo werden verkocht na in Afrika geronseld, gekidnapt of gewoon opgekocht te zijn geworden. De lange reis naar Suriname werd gemaakt in het ruim van een schip samen met honderden andere slaven. Een vrouw vertelt over de rol van de basja, de slavendrijver — vaak zelf een neger — die 'onwillige' slaven martelde, afranselde en zelfs vermoordde. Om de slaven optimaal op de plantages te laten werken schrok men niet terug voor a-sociale praktijken. Zo werden mannen en vrouwen gescheiden om familie verband te voorkomen. Vrouwen moesten naast het werk op het land kinderen krijgen, teneinde de planter goedkoop nieuwe slaven te bezorgen. De mannen hadden niets met de opvoeding van de kinderen te maken. Naweeën van deze praktijken zijn tot op de dag van vandaag in de zwarte bevolking van Suriname voelbaar. De mensen van Berg en Dal leven nu een rustig leven ver weg van de perikelen van de stad. Zij zijn als het moet volkomen zelfvoorzienend. Berg en Dal ligt niet ver van het plaatsje Brownsweg aan de voet van de Brownsberg. Deze berg kijkt uit over het Van Blommesteijnmeer, dat de Afobako-centrale van water voorziet en de turbines van de waterkrachtcentrale maar slechts ten dele draaiende houdt. Brownsberg is een natuurpark onder beheer van de Stichting Natuurbehoud Suriname. Het is een stukje natuurschoon dat een goed beeld geeft van de primaire schoonheid die het oerwoud van Suriname kenmerkt. Niet ver van Brownsberg begint het gebied van de bosneger, de Marrons of vrijheidsstrijders. Zij waren het die ruim voor de afschaffing van de slavernij de plantages ontvluchtten en een goed heenkomen zochten in het bos, dat slechts dun bevolkt was met boslandindianen. Zij vestigden zich boven soela's, stroomversnellingen, die natuurlijke barrières vormden. De Hollanders hadden groete moeite om de toenemende dreiging van deze vrijheidsstrijders in te tomen. Het waren eigenlijk de guerilla's van de koloniale tijd, want zij schrokken er niet voor terug plantages aan te vallen.

D

eze vrijheidsstrijders van het eerste uur moesten in de jaren zestig een gevoelige klap incasseren, toen de bouw van de Afobako-dam een feit werd. Duizenden bewoners werden gedwongen hun land te verlaten, omdat het 2.400 km grote meer alles onder water zou zetten. Nu wonen de migranten in het plaatsje Brownsweg in door de overheid gebouwde nogal onaan-

248

Een van de plantagewoningen in Berg en Dal

zienlijke huisjes. De dorpen rond Brownsweg maken een verpauperde indruk. Een heel andere indruk maakt Asidonhopo, een bosnegerdorp van de stam de Saramcers diep in het binnenland aan de bovenloop van de Gran Rio. Vanuit de stad is het een uurtje vliegen naar deze volkomen andere wereld. Het is duidelijk dat er sprake is van twee Suriname's. Het bevolkte kustgebied met de hoofdstad Paramaribo en het oerwoudgebied, dat zich uitstrekt tot de grens met Brazilië en waar niet meer dan 40.000 van de naar schatting (ruim) 300.000 inwoners wonen. De meerderheid van de bosbewoners is bosneger; er zijn nog maar drie Indianenstammen in evenzovele dorpen. Maar deze oorspronkelijke bewoners van de Surinaamse wouden leven betrekkelijk teruggetrokken verder naar het zuiden. Bij Asidonhopo stroomt de Pikien Rio in de Gran Rio. Aan beide rivieren tot aan de het Van Blommesteijnmeer liggen bosnegerdorpen. De natuur is hier overweldigend; de stroomversnellingen adembenemend. Suriname zou een toeristisch land bij uitstek kunnen worden, mits natuurlijk gewoonten en gebruiken van de plaatselijke bewoners in acht genomen worden. De bosnegers zijn vriendelijke, zelfbewuste mensen. Ik maak mijn opwachting bij de kapitein van het dorp, want het is gebruik eerst toestemming te vragen om vrijelijk in een dorp rond te lopen. Tot mijn niet geringe verbazing spreken hier ook veel mensen Nederlands. Even later blijkt dat niet zo verwonderlijk, want op de dorpsschool wordt in het Nederlands les gegeven. De kapitein ontvangt mij allerhartelijkst. Dat dit dorp toch niet zo ver van de moderne wereld verwijderd is, blijkt uit het feit dat hij een zoon heeft die in New York studeert èn een in Amsterdam. Met een paar jon-

gens en meisjes loop ik door het dorp en zij bevestigen mijn algemene indruk, dat de bosnegerdorpen in principe zelfvoorzienend zijn. Toch is ook hier de invloed van de stad goed te merken. "We hebben moeite onze buitenboordmotoren aan de gang te houden en benzine komt niet meer regelmatig", vertelt één van de meisjes. Potten en pannen, tandpasta, zeep, ijzerwaren als zagen en bijlen; het zijn allemaal artikelen waarvoor de bosnegers op de stad zijn aangewezen. De Dienst Toerisme wil buitenlands toerisme naar Suriname stimuleren om deviezen te genereren. Het gebied rond Asindonhopo is uitgekozen, maar zal dat soort toerisme niet een negatieve invloed op de bevolking hebben? "Nee hoor", zegt Alex, een van de jongens uit het groepje dat mij begeleidt. "We zullen er wel voor zorgen dat wij ons graantje meepikken zonder dat we alleen ellende van die toeristen zullen ondervinden. We kunnen de toeristen hier prima rondleiden en op het eiland in de rivier, Kumalu, kunnen we ze onderbrengen. We hebben daar authentieke bosnegerhutten nagebouwd waar de toeristen kunnen overnachten. Ze kunnen niet van het eiland af of wij moeten hen met een korjaal halen. We hebben het dus helemaal in de hand." Het groepje laat mij de omgeving zien. Een kilometer of tien stroomopwaarts ligt de waterval Gran Dam. We gaan met een korjaal op weg en passeren enorme rotsblokken die her en der in de rivier lijken gegooid. Het woud schuift als een muur voorbij. "U hoeft niet bang te zijn voor de gevreesde vleesetende piranha's", krijg ik te horen. "Als u maar niet met bebloede voeten of zo het water in gaat, overkomt u niets." We komen onderweg gezinnen te-

VU-MAGAZINE — JULI/AUGUSTUS 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 274

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's