GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 462

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 462

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

boekwerk waaraan de auteurs vele jaren hebben gewerkt. Het boek bevat zowel uitgebreide theoretische bespiegelingen over het functioneren van de media, als een aantal gedetailleerde empirische onderzoekingen met betrekking tot één arbeidsconflict. Ze gingen ervan uit dat de keuzen die in de journalistiek gemaakt worden, méér zijn dan de persoonlijke voorkeuren van de individuele journalist. Die keuzen zijn niet puur afhankelijk van diens luimen en grillen. Van den Berg en Van der Veer beweren dat er in de journalistiek wel degelijk een aantal regels gelden, die weliswaar geen absolute betekenis hebben, maar die de nieuwsproduktie toch in vrij sterke mate richting geven. Die regels zijn er met betrekking tot de nieuwswaarde van een onderwerp. Maar de grote belangstelling van de twee sociologen is in de eerste plaats uitgegaan naar de regels van de wijze waarop de berichtgeving tot stand komt. Op dat terrein bestaan enkele vuistregels die door praktisch elke journalist in de dagelijke praktijk worden gehanteerd. Die vuistregels zijn samen te vatten in een drietal kernwoorden: objectiviteit, onpartijdigheid en evenwicht.

H

et begrip 'objectiviteit' heeft betrekking op de scheiding tussen feiten en meningen; de journalist dient onbevooroordeeld de feiten weer te geven en zijn eigen subjectieve interpretatie ervan voor zich te houden; zijn meningen mag hij ten beste geven in het redactioneel commentaar. Het begrip 'onpartijdigheid' heeft betrekking op het principe van hoor en wederhoor; alle betrokken partijen in een conflict dienen aan het woord gelaten. Het begrip 'evenwicht' tenslotte, wil zeggen dat de conflicterende partijen ook op gelijkwaardige wijze aan bod komen. Het gebruik van zulke begrippen wekt de indruk dat het om absolute normen gaat, die voor elke journalist onder iedere omstandigheid op gelijke wijze gelden. De twee sociologen stellen als hun visie daar tegenover dat het 'relationele' begrippen zijn. Van den Berg: "Men streeft inderdaad naar pluriformiteit in de berichtgeving; men laat verschillende partijen met uiteenlopende visies aan het woord. Maar er vindt wel altijd een selectie plaats. Het gaat altijd om relevante partijen en visies. Andere visies die minder relevant geacht worden, laat men niet aan het woord of behandelt men op een andere manier. De keerzijde van begrippen als onpartijdigheid of evenwicht is dat ze als uitsluitingsmechanismen functioneren. Dat is het relationele karakter van zulke begrippen. In die relevantiecriteria verschillen de kranten ook ten opzichte van elkaar. Het gaat niet simpelweg om de tegenstelling of media partijdig dan wel onpartijdig zijn. Die patstelling willen wij doorbreken."

408

'Opvattingen van werknemers behoorden kennelijk niet tot de relevante cisies.'

De journalistieke regels zijn dus meer dan listige legitimaties waarachter een geheel anderssoortige praktijk zich verbergt. De regels geven wel degelijk op een specifieke manier vorm aan de journalistieke praktijk. Om dat functioneren van de media meer gedetailleerd te kunnen onderzoeken, hebben Van den Berg en Van der Veer een uitvoerige 'case-study' van de berichtgeving over één arbeidsconflict gemaakt. Het betreft hier de zogenaamde Enka-affaire.

D

e Enka in Breda was een onderdeel van het Akzo-concern waar chemische vezels werden geproduceerd. In 1972 maakte de directie bekend dat er een grootscheepse sanering van de Enka zou plaatsvinden, waarbij veel werknemers ontslagen gingen worden. De werknemers accepteerden dit niet en gingen over tot de eerste bedrijfsbezetting in Nederland; dit leidde ertoe dat de directie die saneringsplannen, in ieder geval voorlopig, introk. Aan deze affaire besteedden de media destijds uitvoerig aandacht. Het conflict vond plaats in een tijd dat de na de oorlog ontstane overlegeconomie de eerste slijtageverschijnselen begon te vertonen; werkgevers, werknemers en overheid zagen elkaar niet langer vanzelfsprekend als elkaar aanvullende partners in de arbeidsverhoudingen. De Enka-affaire kon als een van de eerste symptomen worden gezien van een zich anders opstellende vakbeweging. Hoewel het eigenlijke conflict op dit moment waarschijnlijk nog slechts tot de verbeelding van weinig mensen spreekt, is, volgens de onderzoekers, het interessante van dit arbeidsconflict juist gelegen in het overgangskarakter ervan. Van den Berg: "De consensus over de overlegeconomie

was aan het afbrokkelen en daardoor ontstond er een vrij open situatie. In zo'n situatie is het interessant om te bekijken wat de pers met die grotere vijheid gaat doen, of men naar nieuwe definities van de arbeidsverhoudingen gaat zoeken. Het was een soort critical case voor het functioneren van de media. Eerlijk gezegd bleek, enigszins tot onze verrassing, dat de media, ondanks een zekere sympathie voor de bezetters, toch vooral gefunctioneerd hebben als de steunpilaren van de bedreigde overlegeconomie." In de onderzochte kranten, alle landelijke dagbladen en enkele regionale kranten, kwam dat tot uiting in een grote fixatie op de hoofdrolspelers in het systeem van gëinstitutionaliseerde arbeidsverhoudingen: werkgevers, vakbonden en overheid. Dat was méér dan een evenredige afspiegeling van de feitelijke rol die zij in het conflict speelden. Zo had de overheid nauwelijks enige bemoeienis met het conflict maar toch werd er in de pers voortdurend gezinspeeld op mogelijke initiatieven van die kant; bijvoorbeeld de overheid als bemiddelaar tussen de partijen in het Enka-conflict. De verwachtingen van de pers omtrent het eventuele handelen van een bepaalde partij, kunnen dus op zichzelf al voldoende zijn om aandacht aan de visies van die partij te schenken. De journalistieke codes met betrekking tot objectiviteit, onpartijdigheid en evenwicht hadden met name betrekking op bovengenoemde drie partijen. Het uitsluitingsmechanisme keerde zich tegen de bezettende werknemers. Zij werden op een andere manier behandeld; hün opvattingen behoorden kennelijk niet tot de relevante visies. Niet dat er in het geheel niet over hen werd geschreven, maar Van den Berg en Van der

VU-MAGAZINE - DECEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 462

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's