GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 48

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 48

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeruzalem (2)

Moeder (2) Mevrouw Penning lijkt het maar erg gemakkelijk te vinden om 'Jan Wat' te meten aan hedendaagse inzichten en hem en zijn lezeressen vervolgens een duw te geven. In het bedoelde artikel (aangehaald in VU-Magazine, november 1987) probeer ik echter een analyse te maken met uitsluiting van mijn eigen ideeen. Ik heb deze (en vele andere) teksten onderzocht temidden van andere teksten uit die tijd. Wat dan opvalt is dat christelijke vrouwen worden geïsoleerd van andere invullingen van vrouwzijn uit 'onze tijd'. Met onze tijd bedoelt Waterink vooruitstrevende groepen die de heersende ideeen over vrouwen wilden veranderen. Waterink plaatst christelijke vrouwen in de positie van moeders die bepaalde kenmerken hebben. Hij zegt niet 'ik', maar 'wij'. En deze 'wij' verzint het niet zelf (zegt Waterink), maar brengt slechts over wat God zelf van vrouwen eist. Uit mijn analyse blijkt dat deze 'wij' wel degelijk zelf spreekt en God gebruikt om vrouwen op het moederschap vast te leggen, onbaatzuchtig, toegewijd en ondergeschikt te zijn. 'Wij' is overigens niet slechts Waterink, maar staat voor het heersende mannelijke denken van die tijd. Wat toenmalige lezeressen (ik heb ze wel gesproken) daar nu van vinden, is voor dit tekstonderzoek niet van belang. Opvallend vind ik wel dat van de oudere generaties vrouwen er vergeleken met het buitenland relatief weinig buitenshuis werken. Mijns inziens heeft dat toch met 'wij' te maken, die vrouwen slechts in ere wilden houden voorzover zij uitsluitend moeder waren. Hans Abma, Amsterdam

2

Naar aanleiding van uw artikel 'Palestijnse tweestrijd in Jeruzalem' in VU-Magazine van december 1987, maak ik u graag op het volgende attent. Op blz. 5 kolom 1, schrijft u, dat de Arabieren in het voor de joodse staat gereserveerde gebied in de meerderheid waren. Dat is onjuist. In het door de United Nations Special Committee on Palestine (UNSCOP) opgestelde rapport voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (1947) zijn de getalsmatige verhoudingen vermeld. In het voor de Joden gereserveerde deel woonden 498.000 Joden en 407.000 Arabieren. Waarschijnlijk was het aantal Joden nog iets groter, zo liet het Britse Mandaatbestuur weten, omdat er ook duizenden Joden via illegale immigratie in het gebied waren gekomen. Voor de verspreiding van Joden in de overige gebieden van Palestina verwijs ik u graag naar bovengenoemd rapport. Eveneens op blz. 5, kolom 1, schrijft u dat er met het terugtrekken van de Britse strijdkrachten schermutselingen uitbraken tussen Arabieren en Joden. De schermutselingen van Arabische zijde - en vervolgens de joodse tegenacties braken echter al daags na de aanvaarding van de delingsresolutie door de VN op 29 november 1947 uit. Noch was er sprake van een "te hulp schieten" van andere Arabische legers. Zij kwamen, zoals ook aangekondigd, om de joodse staat te ontmantelen. Het 'onaanvaardbaar' was al in 1947 uitgesproken, evenals het voornemen om militair te interveniëren. Op blz. 5, kolom 2 en 3, schrijft u over de zesdaagse ooriog in 1967. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat Israël pas de Westoever binnenviel, nadat het vanuit dit gebied was aangevallen door het Jordaanse leger. Voorts schrijft u ten onrechte, dat Israël aan de bezette gebieden haar wetten en gezag oplegde, waardoor een feitelijke annexatie zou zijn ontstaan. Echter, Israël heeft alleen zijn wetten van toepassing verklaard op OostJeruzalem en de Hoogvlakte van Golan. Het overgrote deel der gebieden wordt bestuurd volgens het aldaar bestaande

recht, aangevuld met mihtaire verordeningen, zoals de Conventie van Geneve bepaalt. Op blz. 5, kolom 2, schrijft u dat Oost-Jeruzalem in 1987 bij wet werd geannexeerd. Dat moet 1980 zijn. Vervolgens stelt u in kolom 3, dat de landen die ambassades bezaten in Jeruzalem deze demonstratief naar Tel Aviv verplaatsten. Dat is onjuist. Bijvoorbeeld Nederiand verplaatste zijn ambassade pas na openlijke en harde dreigementen van Arabische zijde. De Nederlandse politiek in dezen is in alle kranten belicht. Uw opmerking dat de claim van Jordanië op Oost-Jeruzalem door de Arabische landen wordt gedeeld is persé onjuist. De Jordaanse annexatie van de Westoever plus Oost-Jeruzalem is in de Arabische wereld altijd verworpen. Men wil het wel weer in Arabische handen hebben - zoals trouwens nog een aantal andere gebieden. Op blz. 6, kolom 1, citeert u prof De Waart, die stelt dat de claim van Jordanië in het verleden nooit is aangevochten door de Palestijnen. Het zal voor iedere Israëlische, Palestijnse, Arabische of Europese deskundige volstrekt onduidelijk zijn waar prof De Waart deze bewering op baseert. Het Palestijnse verzet tegen de Jordaanse overheersing - annexatie van het gebied sinds 194849 is consequent geweest - tot op heden. Eveneens is de conclusie van prof De Waart op blz. 6, kolom 1, over de impliciete erkenning van Israël door de PLO en de Arabische landen veeleer aan de studeerkamer toe te schrijven, dan aan de gangbare praktijk in de VN of de internationale politiek. Wellicht is het hem onbekend, dat men van Arabische zijde elk jaar weer opnieuw tracht Israël uit de VN te stoten. Drs. T. Storm Stafmedewerker CIDI

Jeruzalem (3) Kuiper gaat in zijn reactie (in het januarinummer van VUMagazine) eraan voorbij dat de Algemene Vergadering van de VN haar 'Partition Resolution' van 29 november 1947 als een - wellicht als bindend beoogde - aanbeveling gericht heeft tot het Verenigd Koninkrijk als de toenmahge mandataris en aan alle andere leden van de VN (waartoe destijds Israël nog niet kon behoren) en dat zij bovendien aan de Veiligheidsraad heeft verzocht om terzake het nodige te doen. Naar algemeen bekend is heeft het Verenigd Koninkrijk geweigerd de aanbeveling over te nemen en heeft de Veiligheidsraad geweigerd aan het verzoek te voldoen. Daarmee is de basis aan de resolutie ontvallen. Er is aldus geen sprake van een aan de Palestijnen door de VN toegewezen deel, maar alleen van een mislukt verdeelplan van de Algemene vergadering. Dat doet thans niets meer af aan het bestaan van Israël als niet alleen historisch maar ook volkenrechtelijk feit. De rangschikking van historische feiten in het artikel beoogde mijns inziens evenmin een anti-Israëlische geest te ademen als, naar ik gaarne aanneem, Kuiper's rangschikking een anti-Palestijnse of anti-Arabische sfeer zou willen oproepen. Centraal in het bewuste artikel stond het initiatief van Siniora om de impasse vreedzaam te doorbreken. Naarmate mensen zich in hun stellingen dieper ingraven plegen discussies verder af te dwalen van hoofdzaken naar bijzaken in de betrokken context. De reactie van drs. T. Simon, als stafmedewerker van CIDI, vormt hierop in zoverre een gustige uitzondering dat tenminste de presentatie van de kern van het artikel 'Palestijnse tweestrijd in Jeruzalem' - het idee van Hannah Siniora - buiten schot is gebleven. Zo is er toch nog enige hoop dat dergelijke initiatieven een kans kunnen krijgen ondanks de starheid, die aan een impasse eigen is. Prof.dr. P.J.I.M. de Waart Leidschendam

VU-MAGAZINE—FEBRUARI 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 48

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's