GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1990 - pagina 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1990 - pagina 14

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

in deel één het systeem te hebben beschreven waarin, tijdens Wereldoorlog II, Nederlandse schrijvers en uitgevers tot collaboreren bereid bleken, behandelt Venema in dit tweede deel de schrijvers die zich met ziel en zaligheid uitleverden aan nationaal-socialisme en/of fascisme. Venema benijdt in dit geval ons noch zichzelf: "de schrijvers die in De harde kern worden behandeld behoren tot het abjectste deel van de literatuur in Nederland tussen 1940 en 1945", stelt hij in hetzelfde 'vooraf. "Auteur en lezer moeten er echter doorheen."

V

erroddeld en verkwanseld? Het valt wel mee. Anders dan in het eerste deel van Venema's trilogie, dat vanwege z'n meedogenloze scherpslijperij nogal wat kritiek te verduren kreeg, bevat deel twee nauwelijks echte onthulHngen. Geen wonder: hier gaat het immers om de harde kern van over-

'Wissel socialisten in voor nationaal-socialisten, kapitalisten voor joden, en een groot deel van het werk is reeds gedaan.' lopers en landverraders, die destijds ongeremd naar buiten trad met foute visies. Van onbekende of verzwegen verledens is dus in dit geval geen sprake. Niettemin heeft Venema ook nu weer een schat aan feitelijke informatie boven water gehaald en systematisch op een rij gezet. Met kennelijk genoegen. Want de weerzin die de auteur in zijn 'vooraf wat schijnheilig voorwendt, lijkt wel de slechtst denkbare motivatie om de reiniging van zo'n Augiasstal op zich te willen nemen. Zelfs de onmiskenbare gretigheid waarmee Venema zijn werk heeft verricht is echter alleszins vergeeflijk. Hetgeen niet weg neemt dat zijn geschiedschrijving op een wel zeer belangrijk punt te kort schiet, ja zelfs riskant mag heten. Zes hoofdstukken telt dit deel, waarin achtereenvolgens periodieken met een SS-signatuur, de teloor12

gang van het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids, de opportunisten, de katholieken, de Nationaal Fronters en de SS-ers aan de orde komen. Van het tiental schrijvers dat in de desbetreffende hoofdstukken aldus publiekelijk aan de schandpaal gaat, intrigeren met name de opportunisten; de draaikonten c.q. windvanen die, aldus Venema, vanwege hun opportunisme destijds zelfs in het nationaal-socialistische kamp met argwaan werden bekeken. Drie van deze opportunisten schetst hij vrij uitvoerig: Martien Beversluis, Nico de Haas en Jan H. Eekhout. Terecht, zoals we overigens ook vóór de publikatie van dit boek al wisten. De aarts-querulant Beversluis die het tot NSB-burgemeester van Veere wist te brengen, de onverbeterlijke SS-er De Haas, en de gefrustreerde schlemiel Eekhout, lijken dit vonnis aan niemand dan alleen zichzelf te wijten te hebben. Voor de goede orde: het gaat hier, aldus Venema, niet om schrijvers die zich schuldig maakten aan wat hij 'kleine' collaboratie noemt: auteurs - hoofdonderwerp van het resterende derde deel - die zich wat al te loyaal aanpasten aan de 'nieuwe tijd', maar die desondanks geen fascist of nationaal-socialist mogen genoemd. Nee, Venema rekent Eekhout, Beversluis en De Haas wel degelijk tot de harde kern: "Niet alleen in hun handelen, maar zeker ook in hun werk komt de ideologisch gebonden collaboratie tot uiting." De nazi-ideologie vormt er - anders gezegd - in meer of mindere mate het thema van. Voor Beversluis en Eekhout - als we ons hier nu tot dit tweetal mogen beperken - is dit criterium alleszins houdbaar. Beiden hebben in de bezettingsjaren literaire produkten afgescheiden, waarin hun gezindheid ongesluierd aan het licht treedt. De kwalificatie 'draaikont' van beiden en zeker van Beversluis ~ lijkt bovendien volkomen juist. Wat Venema echter verzuimt is het doen van een poging tot verklaring - let wel: niet tot excuus! - van hun gedrag, die althans verder reikt dan de psychische onvolkomenheden van twee individuen, i.e. de conflictueuze dwarsdrijverij van Beversluis en de rancuneuze frustratie van Eekhout. Wie het dieper, breder, algemener of

genuanceerder zoekt is bij Venema aan het verkeerde adres.

B

eversluis noch Eekhout vermogen Venema ook maar een moment in de problemen te brengen. Beversluis, die als fervent socialist rond 1935 nog in alle opzichten de anti-fascistische zijde kiest, en die zo'n zeven jaar later tot de radicale nationaal-socialisten moet worden gerekend, kan niet anders dan "een ongelooflijke windvaan" zijn. "Wat een wereld van verschil tussen de beide uitgangspunten", verzucht Venema. En onmiddelijk daarop: "hoe dicht liggen het radicale socialisme van Beversluis uit 1935 en zijn radicale nationaal-socialisme uit 1942 bij elkaar." Om het laatste element van deze paradox te onderstrepen citeert Venema Beversluis zelf, die achteraf - en al dan niet oprecht naief - zou getuigen: "Ik dacht nog altijd socialistisch en voelde ook voor de natie. Ik dacht: misschien wordt het wel wat." Maar Venema laat dit getuigenis verder voor wat het is. De zaak is zonder dat wel zonneklaar: "Wissel socialisten in voor nationaal-socialisten, kapitalisten voor joden, en een groot deel van het werk is reeds gedaan", schrijft hij sarcastisch. "Wissel oorlogshitsers in voor joden en het werk is gecompleteerd." In plaats van een geschiedschrijver die de feiten voor zich laat spreken en die daarom de nodige distantie in acht neemt, betoont hij zich - alleen al door de gekozen formuleringen de openbare aanklager wiens genadeloos requisitoir de onbevangen oordeelsvorming van de lezers op den duur danig in de weg gaat zitten.

V

oor domineeszoon Beversluis (1894 - 1966) lijkt van doorslaggevende betekenis te zijn geweest, het intensieve contact dat hij sinds de jaren twintig onderhield met G.J. Zwertbroek, (mede-) oprichter en secretaris van de Vara, die zich, net als Beversluis, naderhand tot het nationaal-socialisme bekeerde en die zijn na-oorlogse jaren voornamelijk als een bekend Amsterdams zwerver sleet. Slechts sporadisch komt dit contact echter in Venema's behandeling van 'de zaak Beversluis' ter sprake; en uitVU-MAGAZINE—JANUARI 1990

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1990 - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

VU-Magazine | 484 Pagina's