GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 285

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 285

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

g^i"

18

dat Neil Armstrong en Edwin Aldrin op 20 juli 1969 (Amerikaanse tijd) voet zetten op de maan, was er al twintig miljard dollar uitgegeven aan ApoUo. Dat was meer dan de hele NASA sinds haar oprichting in 1958 had naogen ontvangen van de belastingbetalers. Een dergelijke cash-injectie was bittere noodzaak om een project van dergelijke proporties in zo'n kort tijdsbestek te realiseren. O p het m o ment dat Kennedy zijn 'ApoUospeech' hield voor het Congres, had niet één Amerikaan de aarde omcirkeld. Slechts astronaut Alan Shepard had met een Mercury-capsule een 'kikkersprongetje' in de ruimte gemaakt. N u een concreet doel van de Amerikaanse ruimtevaartinspanningen v/as geformuleerd (vóór de Sovjets op de maan landen) gingen alle remmen los. In 1958 had NASA nog achtduizend mensen in vaste dienst en 37.000 op contractbasis. In 1965 waren dat er al respectievelijk 34.300 en 411.000. Zeventig procent hiervan w^as direct betrokken bij het bemande ruimtevaartprogramma, dat uiteindelijk leidde tot de maanlandingen. Twintigduizend bedrijven, tweehonderd universiteiten en tachtig andere landen hadden een inbreng in Apollo. Het maanavontuur was een nationale inspanning, een onderneming die breed gesteund werd vanuit de bevolking. Het geplaagde Amerika (de Russische ruimteprimeurs, de Cubacrisis, de moord op de Kennedybroers en Martin Luther King, Vietnam) kreeg zijn zelfrespect terug door een beslissende technologische voorsprong op de rest van de wereld te nemen. Die situatie doet zich heden ten dage niet meer voor. De Verenigde Staten van nu hebben geen achterstand meer in te lopen, geen ideologische vijand te verslaan en geen nationale trauma's te verwerken. De politieke rechtvaardiging van een hernieuwde kennismaking met de maan lijkt daardoor onhoudbaar. Een wetenschappelijke rechtvaardiging van nieuwe maanexpedities is er ten tijde van Apollo met de haren bijgesleept. Wetenschappelijke resultaten van de missies werden beschouwd als prettige bijkomstigheid. De maanreizigers hoefden zich niet bijzonder in te spannen om een bijdrage te leveren aan de wetenschap. Elke maansteen die ze oppakten, was van onschatbare waarde voor geolo-

VU MAGAZINE JULI/AUG 1994

gen. Elke andere waarneming die ze deden, was nooit eerder door een ander gedaan en daarom vanzelf interessant. Op wetenschappelijke gronden alleen zou Apollo zich nooit staande hebben kunnen houden.

Radiostilte Waarom zouden we nu nog terug willen naar de maan? Astronomen hoeven niet lang over deze vraag na te denken. De maan (de altijd van ons afgekeerde achterzijde in het bijzonder) is een ideale waarnemingspost. Er is geen dampkring die het zicht van telescopen vertroebelt en de meeste straling wegfiltert. De maan draait bovendien zeer traag om haar as (eens in de 27 dagen voltooit zij een ronde), waardoor langdurige observaties van een enkel object mogelijk zijn. Bovendien biedt de maanbodem een vaste ondergrond, waarop naar hartelust grote installaties kunnen worden gebouwd. Aan de achterzijde van de maan heerst daarnaast een absolute 'radiostilte'; goed beschouwd is het de enige plek in het zonnestelsel waar de aardse radio- en televisiesignalen niet zijn te ontvangen. Het is een zegening voor radioastronomen die met uiterst gevoeHge antennes de hemel afspeuren. In meerdere opzichten biedt een maanobservatorium dus voordelen boven een telescoop die om de aarde cirkelt. De maan kan ook tastbaarder rendement bieden. Het idee om vanaf de maan gebundelde zonne-energie naar de aarde te sturen, dateert al uit de jaren zeventig. Elke stad op aarde zou een eigen 'veld' van zonnecellen op de maan moeten hebben met een typische diameter van een halve kilometer. Door met behulp van rondcirkelende spiegels de zonnecellen voortdurend belicht te houden, zou al in het eerste jaar van bedrijf een produktie van vijftig miljard watt kunnen worden gehaald. De kosten zijn extravagant (duizend miljard dollar is een conservatieve schatting), maar die investering zou zich na een jaar of vijf al terugverdienen. Een iets minder fantasievolle exploitatie van de maan betreft de winning van helium-3. Het gebruik van deze heliumsoort zou een nagenoeg schone vorm van kernfusie kunnen opleveren. Kernfusie draait om de reactie tussen deuterium en tritium. De neutronen die hierbij vrijkomen, veroorzaken een flinke hoeveelheid

radioactieve straling en afval. Een fusiereactie tussen deuterium en helium-3 is een stuk minder schadelijk. Het rendement van de reactie is b o vendien hoger; veel meer van de vrijkomende energie kan worden gebruikt. Het probleem met heUum-3 is dat het op aarde nauwelijks is te vinden. O p de maan ligt het echter vrijwel letterlijk voor het oprapen. In de bovenste lagen van de maanbodem zit, zo becijferen de aanhangers van de lunaire heliumwinning, een hoeveelheid van het spul die tien keer zo veel energie kan opleveren als alle aardse fossiele brandstoffen te zamen. De mensheid zou weer eeuwen vooruit kunnen. Uiteraard zitten er addertjes onder het gras. In de eerste plaats is er nog geen werkende kernfusiereactor gebouwd. Niet voor een deuteriumtritiumreactie en zeker niet voor een reactie met helium-3. En de maanbodem mag dan vol zitten met het spul, de winning van helium-3 blijft een moeizame aangelegenheid. Voor een kleine hoeveelheid moeten grote stukken maan worden afgegraven. Het opzetten van een rendabele maanmijnbouwindustrie zal een ongehoorde investering vergen.

Deeltjesversneller Zowel Ronald Reagan als George Buslt hebben gepoogd hun land (of beter gezegd: hun Congres) richting maan en Mars te krijgen. Initiatieven van beide presidenten, in Kennedyeske stijl gepresenteerd, zijn stuk voor stuk in de kiem gesmoord. Technologische prestigeprojecten zijn heden ten dage not done. In een tijd waarin het werk aan de Superconducting Supercollider (de reusachtige deeltjesversneller in Texas, die al miljarden opslokte) is gestaakt, het kolossale Strategie Defense Initiative ('Star Wars') is gedecimeerd en het internationale ruimtestation Alpha met hangen en wurgen door het Congres wordt geloodst geeft het geen pas om hardop over maanexpedities te praten. Toch is er volgens velen een lichtpuntje voor grootschalige technologische programma's. Ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze te groot en te duur zijn om door een enkel land te worden betaald. Samenwerken met andere landen (ten tijde van ApoUo nog uit den boze) is pure noodzaak en schept verplichtingen. De angst om internationaal gezichtsverlies te lijden bij een voor-

tijdige terugtrekking heeft er mede toe geleid dat de Kanaaltunnel deze zomer in bedrijf komt en dat Alpha (tegenwoordig met forse Russische inbreng) er wel zal komen. Een terugkeer naar de maan of een bemande verkenning van Mars zal wederom een verbond van ruimtevarende naties vergen. O m niet voor elkaar onder te doen, zullen ze elk een zo aansprekend mogelijk deel van het project voor zich opeisen. Het voortbestaan van het gehele programma is bij een dergelijke wedijver gebaat. Misschien staat er net genoeg prestige op het spel om alle deelnemers binnenboord te houden. Het is niet waarschijnlijk dat de verschillende landen toehappen omdat de wetenschappelijke oogst van een maan- of Marsreis zo groot zal zijn. Voor het plezier van astronomen alleen wordt er geen peperduur maanobservatorium gebouwd. Mijnbouw op de maan is niet de logische volgende stap. Een eventuele Marsreis wordt een ware public-relationsnachtmerrie. In feite is zo'n onderneming een herhaling van ApoUo. De bestemming is beduidend verder weg gelegen (een retourtje Mars duurt al gauw twee a drie jaar), maar echt wezenlijke verschillen zijn er niet. Er behoeft nauwelijks nieuwe technologie te worden ontwikkeld. Onderweg valt er weinig wetenschappelijks te bestuderen en het is onduidelijk wat er nu precies te halen valt op Mars. Groene mannetjes in elk geval niet - dat hebben robotlanders al aangetoond.

Burgermarkt

IVlijnbouw op de maan. Uit de bodem is onder meer zuurstof te winnen dat op de maanbasis l<an worden gebruil<t en als brandstof voor ruimtescliepen l<an dienen.

Op een telaening van NASA uit 1985 is te zien hoe liet ruimtevaartbureau zich een eerste, bescheiden basis op Mars voorstelt, i-let complex lijkt veel op de huidige Zuidpoolstations.

De zoektocht naar buitenaardse beschavingen werd begin juni verrassenderwijs door NASA-directeur Daniel Goldin aangevoerd als mogelijke nieuwe rechtvaardiging voor het Amerikaanse ruimtevaartprogramma. De speurtocht naar bewoonbare planeten bij naburige sterren zou flink moeten worden opgevoerd. Als onderdeel van die inspanningen zouden eerst de planeten in ons eigen zonnestelsel aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen. Zo kan ruimteonderzoek worden gecombineerd met een thema dat bij het publiek altijd goed aanslaat: buitenaardse wezens. Bij Amerikaanse politici is de geestdrift overigens minder groot. Het C o n gres draaide vorig jaar de geldkraan dicht voor onderzoek naar radiosis-

nalen van buitenaardse beschavingen. Het is duidelijk: de ApoUo-astronauten hadden de wind in de rug. Gesteund door een enthousiaste president, een welwillend Congres en een trotse bevolking plantten ze zes Stars and Sfnpe^-vlaggen in het maanstof. Het is maar de vraag of een dergelijk megaproject nog ooit van de grond komt zónder al deze gunstige voorwaarden. De Koude Oorlog diende als katalysator van nieuwe technologische ontwikkelingen - niet alleen op civiel, maar uiteraard ook op militair terrein. C o n versieprogramma's moeten de kloof tussen beide dichten. Uit puur lijfsbehoud richt de defensie-industrie zich in toenemende mate op de burgermarkt. Een project als het National Aerospace Plane (NASP) is voor beide doelgroepen interessant. O o k hiermee zijn vele miljarden gemoeid. NASP wordt gezien als het vliegtuig van de toekomst. In feite gaat het om een toestel dat zich op de grens van lucht en ruimte voortbeweegt met ongehoorde snelheden. In een paar uur suis je met NASP om de aardbol. Juist die snelheid levert de grootste technische uitdagingen op: door de v/rijving met de atmosfeer v/ordt het materiaal van het toestel verhit tot circa drieduizend graden Celsius. Daartegen is geen enkel metaal b e stand. Ook de technologie die de motoren voldoende kracht moet leveren staat nog in de kinderschoenen. O m NASP de tekentafels te laten ontstijgen, zijn dezelfde ingrediënten nodig als voor ApoUo. De maanveteranen beseffen heel goed dat ze hoofdpersonen v/aren in een drama dat onlosmakelijk blijft verbonden met een bepaald tijdvak: dat van de Koude Oorlog. De tweede mens op de maan, ApoUo-ll maanlanderpiloot Edwin Aldrin, spant zich in voor een bemande Marsexpeditie. ApoUo-12 commandant Charles Conrad is betrokken bij de ontwikkeling van een nieuw type raket, dat in één stuk kan opstijgen en landen. Beiden beseffen terdege dat ze werken aan projecten die in hun leven niet meer worden gerealiseerd. Die gedachte moet draaglijk zijn voor mensen die het grootste avontuur van de mensheid zelf al hebben meegemaakt.

19 v u MAGAZINE JULI/AUG 1994

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 285

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's