GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 334

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 334

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

aan om steeds opnieuw oorspronkelijk te zijn. Ze moeten wel. Want zij hebben de niet geringe taak te verwoorden wat met geen pen te beschrijven is, in zinnen die nooit eerder zo gezegd zijn. De manier waarop zij dat doen kent vele variaties. Er zijn heel 'talige' dichters en dichters wier werk het, berijmd dan wel ongerijmd, vooral van dubbelzinnigheid en suggestieve, meervoudige beelden moet hebben; men vindt onder dichters pioniers die naar nieuwe woorden zoeken, men vindt er ingenieurs die al sleutelend en experimenterend de taal tot op het bot ontleden, en men vindt er archeologen die de onvermoede betekenissen van doodgewone woorden onder de deklaag van de alledaagsheid vandaan weten te halen. En dan zijn er ook nog dichters die doen zelfs dat niet; die laten zien hoe ongewoon gewone taal kan zijn wanneer de woorden uit het lood temidden van ruim wit, op papier worden gezet. Zoals de dichter wiens 'gemompel' (en dat is tevens de titel van dit vers van Remco Campett] aldus tot gedicht werd. Hoe duidelijker ik 't wil zeggen hoe slechter ik uit mijn woorden dit lijkt me een typisch van het een of ander

kom

in een code van strepen en stippen steeg het water hem naar de lippen. Doeltreffend of niet, voor de dichter zelf is het dichten een onmogelijke taak waar geen ontkomen aan is; een dwangneurose, omdat de woorden een eigen wil hebben en hun eigen weg gaan: Het papier drinkt de inkt. De woorden willen wel weg, ze verheugen zich op roomwitte geribbelde stranden, op de lichtflits van een omzwiepende bladzijde. Wie zullen ze zoenen in het donker,

verschijnsel

Interessant is vooral wat de dichter zelf in dichtvorm over het dichten heeft te zeggen. Ondanks de heroïek die er aan het dichten kleeft is het voor iemand als Boudewijn Büch, die later de poëzie eraan gaf, een machteloze bezigheid, die leidt tot louter regels die zichzelf lijken te ontkennen. Zoals in dit gedicht voor kleine Gijs; een 'poeziealbumversje' maar dan anders: waarom jou hechten aan een taal waarin het leed nooit maksimaal wordt uitgelegd dat pijn zo onterecht mij toegedacht dit doelloos vers volbracht

vader kocht ooit een verzameld werk: een bundel gedichten van degelijk merk.

Het bovenstaande is een fragment uit het gedicht 'Reizen', afkomstig uit de jongste bundel van Anna Enquist. Deze dichteres is psychoanalytica en inmiddels ook gedebuteerd als romancière. In dezelfde bundel, 'Klaarlichte dag' getiteld en dit jaar verschenen bij de Arbeiderspers, is het gedicht 'Taal' te vinden. Daarin ziet zij kans de essentie van de onmogelijke en zo gecompliceerde haat/liefde-verhouding tussen mens en taal kernachtig samen te vatten, fascinerend verbeeld als de strijd op leven en dood tussen een wanhopige drenkeling en een glibberig vlot:

Ik moet klein hoefblad zeggen tegen klein hoefblad. Bevriend met de tong, een kennis van mijn keel - ik moet je liefhebben om wat je bent. Geestdriftig ben ik op het slijmerig vlot geklommen waar ik vanaf glijd als de handen het klauwen beu zijn en jij mij laat, taal.

bij wat hij mooi vond zette hij strepen een enkele keer een uitroepteken.

WCS JULI - AUGUSTUS

wie zal hen zien. Reislustig zijn ze, de woorden, ze verdringen zich voor de uitgang.

Taak laat mij. fe leert mij niets dan leugens, laat mij raden naar de reden van je regels, barsten van liefde, stikken als de deur snijdt in mijn hand.

Echt doel treft een vers pas wanneer het gelezen is en door de lezer een eigen plek in diens leven krijgt toebedeeld. Zoals bijvoorbeeld bij de vader van Willem Wilmink het geval was:

50

hij tijd en wijle herlees ik die zeer summiere biografie:

I996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 334

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's