GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 548

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 548

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

meer. Het leven van Foucault zou ik willen benoemen als fascinerende oefeningen in identiteitsverlies. Masochisme Foucault 'ontsubjectiveerde' zich allereerst in het communisme. Hij was in 1926 geboren en werd na de afloop van de oorlog volwassen. Zoals veel jongeren in die tijd ontwikkelde hij een afkeer van de bestaande maatschappelijke instituties, een weerzin jegens de politieke machten die gecollaboreerd hadden met de Duitsers. De nieuwe generatie wilde het politieke bestel compleet afbreken. Traditionele beroepen als advocaat, journalist of arts voldeden niet meer voor de jonge garde, die waren al te burgerlijk. Men wilde anders zijn, andere individuen in een andere samenleving. En de enige politieke partij die de jongeren in hun hunkering naar het volledig andere tegemoet leek te komen, was de communistische partij. Vele jongeren, onder wie Foucault, besloten na de oorlog lid te worden. In de winter van 1952 deed het gerucht van een 'joodse artsencomplot' de ronde; joodse artsen zouden een aanslag op het leven van Stalin hebben willen plegen. Foucault geloofde er helemaal niets van, maar toch spande hij zich juist tot het uiterste in om het bericht te geloven. Dat, zo vertelde hij later, was een manier om tot 'ik-ontbinding' te komen - proberen iets te geloven dat volkomen haaks staat op iedere vorm van geloofwaardigheid. Op die manier is het mogelijk een ander worden dan wie je bent. Tegen de eigen intuïties en overtuigingen ingaan, het eens zijn met waarmee je het oneens bent; een bizarre, om niet te zeggen onmogelijke, vorm van zelfverandering. Als er trouwens één organisatie uiterst bekwaam was in ontsubjectivering van de aanhangers en in het afbreken van bestaande identiteiten, was het wel de communistische partij. Met zijn autoritaire partij-organisatie stond het communisme dusdanig op gespannen voet met de anarchistische instincten van de jonge intellectuelen, dat het van de weeromstuit bijna iets moois en nobels kreeg. Het vraagt wel heel veel zelfver-

32

WCS DECEMBER

1996

loochening om dan loyaal te blijven. Maar vooral vraagt het veel masochisme, leidend tot de vorming van een gespleten persoonlijkheid - en zo word je vanzelf weer een geval voor de psychiatrie die je een stevige, onbetwistbare identiteit probeert aan te smeren. Zover wilde Foucault het uiteindelijk toch niet laten komen. Al te lang is Foucault geen lid gebleven van de communistische partij, begin jaren vijftig stapte hij er weer uit, om zich vervolgens meer dan twintig jaar te onthouden van iedere vorm van politiek engagement; pas in de jaren zeventig zette hij zich weer maatschappelijk in, met name voor de rechten van gevangenen. Niet iedere vorm van anders-zijn, zo werd hem in de jaren vijftig wel duidelijk, vergroot de persoonlijke vrijheid. De idee dat het communisme enige ruimte voor vrijheid en zelfverandering bood, bleek een waarachtige, ongewilde hallucinatie te zijn: hij zag iets wat er niet was. Een echte zinsbegoocheling. De vrijheid van het communisme is vooral een vrijheid om mensen te kunnen opsluiten. Het is, realiseerde hij zich, een politiek van de onderdrukking. Biecht Seks is nooit onderdrukt geweest. Zo luidt de beroemdst geworden stelling uit het werk over de geschiedenis van de seksualiteit waaraan Foucault in de jaren zeventig begon te schrijven. En als er nooit iets onderdrukt is geweest, hoeft er ook geen bevrijding van de seksualiteit plaats te vinden. In de westerse geschiedenis, constateerde Foucault, bestaat een mateloze interesse voor alles wat met seks te maken heeft. We leven in een bekenteniscultuur. Vroeger werden in bijvoorbeeld de kerkelijke biecht mensen uitgehoord over de details van hun intieme leven, tegenwoordig spreken mensen op televisie en in de krant vrijmoedig over hun seksualiteit. Maar eigenlijk, vindt Foucault, is er tussen het een en het ander geen fundamenteel verschil. Zowel vroeger als nu zijn mensen verzot op bekentenissen. Ze willen van een ander horen welk verlangen deze koestert. Welke identiteit heb je? Man of

vrouw, homo of hetero? Altijd weer die obsessie met identiteit, met het vastleggen van wie of wat je bent, met het registreren en ordenen van verschillende vormen van seksualiteit. Het ergste voor de ordelievende geest is een leven dat geen identiteit kent, aan de hokjes ontsnapt en daadwerkelijk anders is. Iets van die andersheid trof Foucault aan in het homoseksuele nachtleven. In de jaren zeventig stortte hij zich in de homosubcultuur van sauna's en sadomasochisme. In die tijd kwam hij ook steeds vaker in de Verenigde Staten; in plaatsen als New York en San Francisco kon hij zich naar hartelust, ongezien en in leer gehuld, uitleven. Daar vond geen bevrijding van de seksualiteit plaats, die hoefde wat hem betreft immers helemaal niet te worden vrijgemaakt, het ging erom de hoeveelheid lusten te verveelvoudigen. En daar was men in de homosubcultuur heel nijver mee bezig. Lustoord Foucault wilde anoniem zijn. Niet alleen om - een tikje schijnheilig - zijn reputatie als vooraanstaand geleerde, die voor anderen niet wil weten dat hij zich in obscure leertenten begeeft, overeind te houden. Nee, anonimiteit was voor hem een doel in zichzelf. Dat vond hij juist zo fantastisch aan die homo-sauna's; daar hebben mensen geen naam, geen beroep, geen sociale achtergrond, geen woon- en verblijfplaats; er zijn slechts lichamen, lichamen die lust aan elkaar beleven. Pas nadat de seks bedreven is, wordt in die sauna's de vraag gesteld: zeg, hoe heet je eigenlijk? Wat er in die sauna's plaatsvindt is de 'pure' ongebreidelde lust, een lust die niet wordt gehinderd door een persoonlijke identiteit. "Genot heeft geen paspoort", merkte hij ooit op. Hoe minder identiteit, des te heviger de lust. Het is ook een lust die zich niet uitsluitend beperkt tot de geslachtsdelen, het lustgevoel treedt buiten zijn geslachtdeelgebonden oevers, ieder deel van het lichaam kan een klein lustoord zijn. Er zijn geen grenzen en beperkingen aan het verlangen, de lust laat zich niet op één bepaald plekje vastleggen. En dat is wat Foucault ook zo aantrok in drugs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 548

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's