GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 204

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 204

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

sterke selectiekracht moet zijn geweest" (blz. 561). En tot besluit meldt hij; "De vraag waarom onze vroegmenselijke voorouders voor tweevoetigheid kozen is nog vrijwel onbeantwoord". Welnu, dat begonnen we inmiddels te vermoeden. Een dergelijk "we weten het nog niet" zou aan het eind van elke paragraaf passen, en het zou zelfs als ondertitel voor het hele boek niet misstaan. Volgens de Franse mediaevist Le Goff zijn de Middeleeuwen voor een historicus aantrekkelijk omdat er genoeg materiaal is om de fantasie aan het werk te zetten, maar weer niet genoeg om die fantasie lang van nieuw voedsel te blijven voorzien. Evolutionaire inspiratiebronnen zijn een stuk schaarser, maar wie eenmaal aan het fantaseren slaat heeft daarna wel eindeloos veel armslag. Het spel van zet en tegenzet, van tegenwerpingen en nieuwe hypotheses, kent eigenlijk geen eind. Het grappige is dat sommige mensen er volledig in opgaan, terwijl anderen al gauw moeite moeten doen om een geeuw van verveling te onderdrukken. Maar zo gaat dat bij spelletjes. Sommigen houden van schaken, anderen vinden het een oersaai tijdverdrijf. Sommigen houden van evolutionaire reconstructies, anderen kunnen maar niet begrijpen waar die fascinatie toch vandaan komt. Valt daar iets over te zeggen?

Natuurkundenijd De verhouding tussen de sociale en de natuurwetenschappen is gespannen. Voor veel beoefenaren van de sociale wetenschappen is het lang een vloek geweest om naar de natuurwetenschappen te kijken. De wereld om ons heen is in tweeën gedeeld: de materiële wereld van deeltjes, lichamen en natuurkrachten, en de immateriële wereld van de gedachte, de cultuur en de sociale verbanden. Velen zien de eerste wereld als een noodzakelijke voorwaarde voor de tweede, maar om van cultuur iets te begrijpen heb je naar hun idee niets aan natuurkunde of biologie. ]e zou kunnen zeggen dat cultuur een verhaal is dat is opgeschreven in een stoffelijk boek, maar wie het

verhaal wil kennen en snappen, schiet er niet zo veel mee op het boek te meten en te wegen, of in dunne plakjes te zagen en onder een microscoop te leggen. Anderen gaan er in principe wel van uit dat cultuur voortkomt uit natuur, maar achten de afstand toch zo groot dat natuurwetenschappelijk onderzoek met als doel iets meer van mensen en hun doen en laten te begrijpen wel zo ongeveer de grootste en minst pral<tische omweg is die je maken kunt. Het enige dat ooit wel eens dwars zat was het idee dat de natuurwetenschappen zoveel 'wetenschappelijker' zijn. Er ontstond iets dat filosofen soms smalend physics envy, 'natuurkundenijd', noemden: jaloezie op de prachtige theorieën van de natuurwetenschappen, op hun voorspellend vermogen, en op de grote eensgezindheid in dat 'harde' wetenschapsdomein. In de sociale wetenschappen is men het nergens over eens. Er is een veelheid van scholen; niets is onomstreden. En al verklaart men er flink op los, voorspellen is vaak onmogelijk. Dat stak, vooral omdat het meest gezaghebbende idee over wat 'goede' verklaringen zijn inhield dat een verklaring pas deugt als hij voorspellingen mogelijk maakt. Er is dan ook lang een minderheid van sociale wetenschappers geweest die verwoed streefde naar natuurwetenschappelijk aandoende theorieën, compleet met wiskundige formules en de pretentie voorspellende kracht te hebben en düs wetenschappelijk te zijn. Veel is dat nooit geworden. Inmiddels is er een flinke deuk geslagen in het verklaren-is-voorspellenidee. De wereld, ook die van de natuurkunde, zit vol deelsystemen waarvan het gedrag helemaal niet zo voorspelbaar is; systemen waarin onmeetbaar kleine verschillen op een bepaald moment tot enorme verschillen op een later tijdstip kunnen leiden. Zo zou een vlindervleugelslag net dat kleine luchtwervelingetje teweeg kunnen brengen waar weken later een tropische storm uit voortkomt. Dat er grote kans op zo'n storm is weten we vaak wel van tevoren, maar waar en wanneer die ontstaan zal, niet. Het zou goed zo kunnen zijn dat

TENSCHAP,

CULTUUR

&> SAMENLEVING

22

-

MEI

19

menselijke culturen zulke noodzakelijk onvoorspelbare systemen zijn. Ons dagelijks leven zit vol kleine oorzaken met verstrekkende gevolgen. De directe aanleiding voor natuurkundenijd is dus flink minder belangrijk geworden. Maar de verlokkingen van de natuurwetenschappen zijn daarmee niet verdwenen. Alleen is het nu de biologie die de meeste aandacht trekt. Voor de half geïnformeerde buitenstaander lijkt dat vak zo langzamerhand een mooie samenhang en een solide basis te hebben gekregen. Enerzijds weet en snapt men heel gedetailleerd hoe levende wezens in elkaar zitten, hoe ze 'werken', en hoe ze samenwerken; anderzijds kan men dankzij de evolutietheorie prachtig verklaren waarom ze zo geworden zijn. Vooral dat laatste klinkt sommigen als muziek in de oren. Natuurkundenijd is dood, evolutienijd springlevend. Er verschijnen met grote regelmaat boeken over onze evolutie en het belang daarvan. Maar wat zoekt men toch in de biologie, en in het bijzonder in de evolutie? Voorspellende kracht heeft de evolutietheorie niet of nauwelijks. Daar zal het dus niet om gaan. Praktisch belang heeft dit soort werk ook niet, al is het maar omdat men het onderzoeksonderwerp daarvoor te zeer heeft moeten herdefiniëren. Het is beslist een tikje dwars, een beetje stout, om de evolutie erbij te halen. Dat maakt het voor sommigen aantrekkelijk. Het is ook leuker om weg te dromen in speculaties die niet te snel botsen met wat we weten, dan moeizaam en gedetailleerd kleine beetjes kennis te vergaren. Maar de belangrijkste reden is wellicht dat men zo graag terug wil naar 'eerste' oorzaken. Alsof je daarmee pas echt iets begrijpt.

Naar aanleiding van: J.M.G. van der Dennen (1995): 'The Origin of War - the Evolution of a Male-coalitional Reproductive Strategy (twee delen); Origin Press, Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 204

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's