GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 528

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 528

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

O p g r a v i n g in de Pandhof van de Onze Lieve Vrouwel<erk: " G e e n doorgang i.v.m. b i e c h t g e l e g e n h e i d " .

kregen in steden als Trier of Mainz voldoende opdrachten om school te maken. Dat was zelfs in Maastricht het geval. Hier is in het begin van onze jaartelling het eerste hoofdstuk van de Nederlandse kunstgeschiedenis geschreven." Stelling XXIII Als hij het museum uitstapt, wordt Panhuysen gegroet door twee dames met een boodschappenkarretje. "We hadden u zo gauw niet herkend", zeggen ze nog. En Panhuysen, lichtelijk geamuseerd: "Ja, ik begin een beetje een lokale bekendheid te worden." De wandeling voert langs de Maas in de richting van de Servaasbrug en naar de plaatsen waar de stenen, die de hoofdrol spelen in proefschrift en tentoonstelling, hun functie vervulden in grafmonumenten, als bouwmateriaal voor een burcht of als versterking van een brug. Panhuysen zal ter plaatse proberen iets te vertellen over de omgeving waarin ze lagen. Die omgeving was het Maastricht van de eerste eeuwen van onze jaartelling. Het beeld dat een Nederlander vandaag de dag daarvan heeft, is veelal gebaseerd op de stripverhalen van Asterix en Obelix. Onder het lopen gaat Panhuysen in op de vraag of de tekeningen van Udeizo recht doen aan de kennis die de archeologie heeft verzameld. Hij verwijst

12

WCS DECEMBER

I996

naar stelling xxiii - uiteraard in Romeinse cijfers - van zijn proefschrift: "De ontkerstening die de westerse wereld sedert enkele decennia ondergaat, leidt tot een ernstige vermindering van het historisch bewustzijn en tot een grove aantasting van onze cultuurhistorische wortels." Hij licht toe: "In de kerk, met name natuurlijk in de RoomsKatholieke Kerk, voelde je je deel van een traditie die terugging tot de Romeinse tijd en verder. De Latijnse missen waren daar een voorbeeld van." En zo'n mis, zie ik hem denken, dat is toch even wat anders dan een stripverhaal. In het onderwijs ziet Panhuysen eenzelfde tendens. Studenten beheersen het Grieks en Latijn maar matig of in het geheel niet, wanneer ze op de universiteit komen. Vlak voor de Servaasbrug steekt aan de overkant van de Maas een bruggenhoofd een eindje de rivier in. Panhuysen: "Dat bruggenhoofd hebben we hier geplaatst als herinnering aan de oorspronkelijke Romeinse brug. De plaats klopt niet helemaal, de rivier heeft sindsdien haar loop verlegd en de plek waar het bruggenhoofd is gebouwd, lag destijds in het water. Het grijze hekje van eiken balken is er bewust neergezet en herinnert aan het type hek, dat op Romeinse bouwwerken stond."

Op deze plaats werden in juli 1963 ook de stenen gevonden die in het Bonnefantenmuseum liggen. "Daar bij die groene boei", wijst Panhuysen, "werd gebaggerd om de vaargeul te verbreden. Er ligt nog steeds genoeg materiaal om een museum te vullen. Bogaers heeft in 1965 geprobeerd om meer boven water te krijgen, maar zijn plan kwam vanwege geldgebrek in de la terecht. In 1993 hebben duikers ingemeten wat er nog ligt. We vonden honderd bewerkte stenen op één dag. Al met al moeten het er een stuk of duizend zijn. In 1965 is alles daar schoongespoten; de beschermende laag slib over de stenen is verdwenen en de stenen zijn blootgesteld aan het stromende water. Duizend museumstukken vol beeldhouwwerk en inscripties liggen te verrotten in het riool van Luik en in de bijtende chemicaliën. Straks krijgen we ook nog de zesbaks-duwvaart, daar wordt het niet beter van." "Mijn proefschrift", vervolgt Panhuysen leunend over het hekwerk langs de rivier, "moet de feiten aandragen, waarmee je overheden en sponsoren kunt overhalen om die schat boven water te halen." Snelle actie is noodzakelijk, maar Panhuysen wil geen actiegroep oprichten: "Ik ben ambtenaar van de stad Maastricht, ik moet oppassen dat ik niet buiten mijn boekje ga. Het is wel mijn taak om op de bedreiging van deze cultuurschat te wijzen." Of er wat met de stenen gaat gebeuren is vooralsnog onduidelijk. Wel staat vast dat er iedere dag die ze langer in de Maas liggen, een klein stukje Romeinse geschiedenis wegslijpt. "Misschien", suggereert Panhuysen, "is er wel een steen bij met de originele naam van Maastricht."

Zv/evende vloer Aan de overkant van de Maas ligt het centrum van Maastricht. Daar lag in de vierde eeuw het castellum, de kleine vesting die de Maasbrug bewaakte. In de Eksterstraat, vlakbij het nagebouwde bruggenhoofd, begint Panhuysen te vertellen: "Goed, laten we aannemen dat we het jaar 350 schrijven. Stelt u zich voor dat u net met uw kar door een vrij zware poort de vesting bent binnengekomen. Rechts en links van u verrijst

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 528

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's