GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 424

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 424

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

bruuske overgang tussen natuur en cultuur te verzachten. Maar als we op het punt staan het reservaat op de Galgenberg te betreden, wijst Henk Koop op een stuk land, pal naast het toegangspad, waar honderden bomen zijn gekapt. Dat was niet de bedoeling, zucht Koop. Zwarte smurrie Eenmaal in het bos hoeft de onderzoeker niet lang om zich heen te kijken om verschillen met tien jaar terug te kunnen aanwijzen. Het bos is dichter geworden. In de bodem heeft zich volop humus gevormd, waarop mossen zijn gaan groeien die een dichte grasmat heeft verdrongen. Koop prikt een wijsvinger in de zompige grond en haalt wat turfachtig spul omhoog. Op een paar centimeter diepte zijn de blaadjes al verteerd tot een zwarte smurrie. Blauwe bosbes gedijt er goed. Overal in het bos rukt het op; hier en daar is het wel anderhalve meter hoog. Ook varens duiken in groten getale op. Koop wijst op een berk die sinds een zware storm in 1984 onaangeroerd in het bos is blijven liggen. Het dode hout houdt vocht vast, waardoor plaatselijk een dikke laag humus wordt gevormd - een goed kiemmilieu voor stekelvaren. Ook tientallen tonderzwammen gedijen op het dode berkenhout. De boom zelf verkeert volgens Koop in 'verteringsfase drie', wat wil zeggen dat hij over een jaar of tien volledig zal zijn vergaan. Ter illustratie drukt de bosecoloog moeiteloos een vinger in het zachte hout. Dergelijke boomlijken liggen overal in het natuurbos. Van de meeste is precies

12

WCS OKTOBER

I996

na te gaan wanneer ze het loodje legden; elke flkse storm laat zijn sporen na. Bosdynamiek noemt Koop dat. Het omwaaien van bomen door storm, het afsterven door ouderdom en brand voorkomen dat het bos almaar hoger, dikker en donkerder wordt. Op de Galgenberg is de variatie juist groot. Op de ene plek ligt een boom die in de storm van 1972 tegen de vlakte ging, even verderop staat een boompje dat juist een kans kreeg doordat die storm een opening in het bladerdek veroorzaakte. Koop wijst ook op een Skse mierenhoop aan de noordkant van een open plek - precies de plaats waar de meeste zon doordringt. Niet ver van de gevelde berk met de tonderzwammen ligt een grotere boom dwars over het voetpad. "De mensen die hier komen wandelen moeten dat maar leren waarderen", zegt Koop. "Ze zijn eraan gewend dat bos mede voor hun gerief wordt ingericht. Maar dat is hier slechts tot op zekere hoogte het geval. Trouwens, heb je dit al gezien?" De bosecoloog wijst op wat groene plukjes op de grote kluit aarde die de voet van de boom tijdens zijn val uit de grond rukte. "Kijk, rimpelmos. En daar, pluisjesmos. Als die boom meteen was opgeruimd, hadden deze mossoorten nooit een kans gekregen." Houtige individuen De Galgenberg is bepaald niet het toneel van intensief wetenschappelijk speurwerk. In de bosreservaten doen onderzoekers vooral aan monitoring, aan het routinematig verrichten van metingen die pas na verloop van tijd verschui-

vingen te zien kunnen geven. Tien jaar geleden is de staat van de bossen op de Galgenberg voor het eerst opgenomen. Destijds zijn onder meer bodem- en vegetatiekaarten gemaakt en luchtfoto's genomen. Her en der in het bos bevinden zich steekpioefciikels van vijfhonderd vierkante meter groot, waarbinnen de bodem en de begroeiing gedetailleerd in kaart zijn gebracht. Positie, uiterlijk, hoogte en welzijn van alle bomen [houtige individuen in het bosbouwjargon) dikker dan vijf centimeter worden hier vastgesteld. "Het is lange-ademonderzoek", zegt Henk Koop, terwijl hij zich een weg baant door een dikke laag natte bladeren op de grond. "Tot op zekere hoogte kunnen we zien waarheen dit bos zich ontwikkelt. Over een eeuw zal het zijn uitgegroeid tot een wintereiken-beukenbos. Dat kunnen we afleiden uit de opbouw en structuur van de huidige vegetatie en bodem. Vooral beuken zullen een steeds dominantere rol gaan spelen." Koop wijst op een grote beuk waarvan het dichte bladerdek een schaduw werpt op de grond. Het plaatselijke gemis aan licht belemmert de groei van veel andere bomen en planten. "Ze overgroeien alles, die beuken", zegt Henk Koop, als we bij een kleiner, afgebakend proefgebied zijn aangekomen. Hij wijst op een beuk waarvan de kroon de afgelopen tien jaar drie maal zo groot is geworden. In de nabijheid staan enkele jonge beukjes die nu nog maar manshoog zijn, maar die in de volgende eeuw hoog boven de andere zullen uittorenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 424

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's