GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 391

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 391

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat uitingen van de geest zulke lastig te onderzoeken objecten zijn, leek het de grondlegger van het behaviourisme, ƒ. B. Watson, aan het begin van deze eeuw al verstandiger de geest volledig uit de psychologie te schrappen. Er viel volgens hem toch niets zinnigs over te zeggen; de psychologie moest een natuurwetenschap worden, gelieerd aan de biologie. In zijn voetspoor trad de psycholoog B.F. Skinnei; ook hij wenste het niet-observeerbare, zoals geestesgesteldheden buiten beschouwing te laten. Hij wilde alleen het feitelijk waarneembare gedrag beschrijven - èn, zo mogelijk, voorspellen en beheersen. Alle gedragsverschijnselen werden door hem verklaard vanuit het stimulus/responsmodel: als het dier een prikkel krijgt, reageert het op een vaststaande wijze. Van kiezen uit alternatieven, op grond van ideeën en gevoelens, kon volgens Skinner geen sprake zijn. Eind jaren kreeg vijftig Skinner het echter zwaar aan de stok met Noam Chomsky, 'de Einstein van de linguïstiek'. Chomsky reageerde op Skinners eerder verschenen 'Verbal behaviour', dat moet worden gezien als een poging het behaviouristische model op taal toe te passen. De kritiek van Chomsky op het behaviourisme in het algemeen en op dit boek in het bijzonder, was buitengemeen fel: het behaviourisme leverde volgens hem louter steriel onderzoek op, het ontkende taal als een specifiek menselijk medium, en ging dus ook voorbij aan de menselijke creativiteit die onlosmakelijk met taal verbonden is. Het behaviouristische model generaliseerde over de grenzen van de diersoorten heen, verviel in tautologieën en hanteerde bovendien een betoogtrant die, aldus Chomsky, niet anders dan als quasi-wetenschap te kwalificeren viel. De discussie tussen Skinner en Chomsky liep zeer hoog op en luidde tevens de neergang van het behaviourisme in. Na zo'n vijftig jaar de dominante stroming in de psychologie te zijn geweest, werd het behaviourisme in de jaren zestig opgevolgd door de cognitieve psychologie. Daarin wordt de mens omschreven als een informatieverwerkend systeem.

of wel: de hersenen als een computer. In feite werd het probleem daarmee in wezen alleen maar verschoven. In plaats van door een geest, werd ons gedrag vanaf toen gestuurd door mentale programma's. Hoe die precies functioneerden, bleef echter onopgehelderd. Skinner veroordeelde dit verklaringsmodel van de cognitieve psychologie op zijn beurt als 'creationistisch'. Zoals de 'echte' creationist zegt dat God verantwoordelijk is voor het wespelijk gedrag, zo bepaalt volgens de psycholoog het 'subject' met zijn of haar geest de identiteit van het menselijke gedrag. In beide gedragsverschijnselen - die van mens en wesp - speelt dus een onstoffelijke substantie, die zelf niet onderhevig is aan de natuurwetten, de rol van bedenker èn schepper. Nu worden de meeste psychologen furieus bij het horen van de stelling dat hun wetenschap op een vooronderstelling met een hoog 'scheppings-gehalte' berust. Laten we het daarom anders formuleren: psychologen mogen nog zo hun best doen hun theorieën een natuurwetenschappelijk tintje te geven - bijvoorbeeld door over 'functionele processen' en 'mentale representaties van de werkelijkheid' te praten - ze blijven daarbij doorgaans onderscheid maken tussen haid- en software; tussen hersenen en geest dus. In de praktijk komt dat neer op het onderzoeken van de geest, zonder een beroep te doen op neuro-anatomische, fysiologische en chemische processen. Meest opmerkelijk daarbij is, dat de doorsnee cognitiefpsycholoog zichzelf nochtans absoluut geen dualist zal vinden.

Intuïties Maar hoe zit het nu met dat bewustzijn? Bestaat het niet? Dat is niet wat het behaviourisme beweert, wèl dat het bewustzijn irrelevant is bij de totstandkoming van gedrag. Behaviouristen zijn op dit moment allesbehalve populair. In het vu-magazine van maart '91 wijt de Maastrichtse rechtspsycholoog (en behaviourist) prof.dr H. F. M. Crombach deze impopulariteit aan het feit dat m het

behaviouristische denken gedrag wordt verklaard vanuit eenvoudige en inzichtelijke beginselen; er is daarin geen plaats voor mysterie. Misschien klopt het wat Crombag zegt; veel mensen houden wel van een beetje mysterie. Toch weten we ook dat hele reeksen gedragingen niet door het bewustzijn worden gestuurd, zoals seksuele opwinding en verliefdheid. Daar kunnen we, met onze geest, maar heel weinig aan doen. En welke vorm van (psycho)therapie blijkt uiteindelijk steeds weer de meest effectieve? Gedragstherapie. Soms lijkt het vooral een kip-of-het-ei-kwestie: doen we dingen doordat we er eerst over nadenken, of doen we 'gewoon' dingen en worden die begeleid door gedachten, zonder dat deze effect hebben op ons doen en laten? Zo kan het lijken dalsof een erotische voorstelling seksuele opwinding veroorzaakt. Het kan echter ook zijn dat er - simpel weergegeven prikkels uit het lichaam komen die deze beelden veroorzaken. En een spontane verliefdheid heeft, zoals iedereen weet, al helemaal niets met een 'wilsbesluit' te maken. Het is voornamelijk en vooral intuïtie op grond waarvan wij menen dat ons gedrag het gevolg is van overwegingen van geestelijke aard. Maar om binnen de psychologie nu meteen een intuïtieve koers te varen, en mèt de Amerikaanse bewustzijnsfilosoof föhn Searle te menen dat intuïties niet geverifieerd hoeven te worden, omdat iedereen ze heeft, kan toch nauwelijks wetenschappelijk heten. In 'De psychologie heeft zin', zegt de Nederlandse emotiepsycholoog Nico Frijda het zo: "Er zijn teveel van die intuïties geweest. Een intuïtie die niet geverifieerd kan worden - alia. Maar een intuïtie die niet geverifieerd hóeft, anders dan door andermans intuïtie - nee."

wcs

NOVEMBER/DECEMBER

1997

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 391

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's