Uit de diepte - pagina 324

318

met

bekendgemaakt, weet, dat ge een vijand Gods zyt. a n d. Of komt niet de Heere in hoogernstige sprake u aanzeggen: »Zoo iemand niet haat zijn eigen leven, hij kan mijn discipel niet zijn ?" Weet gij het dan reeds, dat ge een vijand zijt van uw eigen heil? Hebt ge reeds mogen staren in de donkere diepte van uw eigen bestaan? Weet ge het reeds, dat in uw eigen diepe hart de wateren der zonde machtig bruisen ? Is u dat tot schaamte reeds bekendgemaakt? Indien de Heere den strijd bij u heeft aangebonden indien Hijzelf in u de vijandschap tegen Satan heeft gezet, dan is de stille gerustheid verdwenen. Dan leert ge onder de bearbeiding des Geestes verstaan, dat geen gebroken bakken u kunnen laven. En insteê van werkeloos te zijn, spant ge al uw krachten in, om, ware het mogelijk, dien stroom der zonde te stuiten in zijn alles vernielende vaart. Doch hoemeer ge staart in dat grondelooze hart, hoemeer ge ontwaart dat de wateren der zonde zich verheffen het wordt een storm daarbinnen de afgrond roept tot den afgrond. En gewisselijk zoudt ge omkomen en wegzinken in den eeuwigen dood, ware het niet, dat ge deelhadt aan den strijd van Hem, van wien Jakob stervende getuigde; juist wijl de Leeuw, die uit den stam van Juda is, overwonnen heeft, daarom ligt in Hem alleen de zekerheid uwer zegepraal. Nooit mag Israël zeggen » Mijne hand heeft mij verlost." Dus kunt ook gij uzelven niet redden. Redden kan alleen de Silo Hij, die de zege heeft behaald. En opdat dit niet maar een bloote bespiegeling voor Gods volk wezen zoude, moet dit bij ervaring worden gekend. Gy moet het weten, dat ge onmachtig zijt; weten onder de beuzelf

Ja, een v

ij

;

—

;

—

:

;

arbeiding des Geestes. Zalig, wie deelhebben aan dezen zaligen strijd! Velen, die den Christus wel minnen in zijne verhooging, in zijne heerlijkheid, maar, die geen deel willen

En

hebben aan

zijn strijd!

de Christus, de Silo, voor u nog iemand anders is dan een bloot menschelijke verschijning; indien Hy niet een beeld is uwer verbeelding indien ge dorst naar de gemeenschap met den levenden Christus, dan mint ge Hem niet slechts in zijne verhooging, maar evenzeer in zijne vernedering. En dies hebt ge dan ook deel aan zyn stryd. toch,

indien

;

Aan zijn strijd. Wat zou uwe kracht toch beteekenen? Al wenddet gij alles aan om te strijden tegen uwe doodvijanden, ge zoudt omkomen ge zoudt niet bij machte zijn om wederstand te ;

bieden. ternis.

Straks wierdt ge gebonden met de ketenen der duisnu gij door het geloof met den Silo vereenigd

Doch

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen