E voto Dordraceno - pagina 354
ZONDAG
342
HOOFDSTUK
XIII.
I.
onder ons, zondaren, als het eenige, ware kind van heet Hij alleen dus de eeniggeboren
door
Hem
in het
weer gelijkvormig
te
God
Zoon van God. En
opgestaan.
Zoo
wij kunnen, eerst
worden, onder den invloed van
zijn Geest,
kindschap Gods terugkeeren.
Deze
ketterij
draagt intusschen
bij
de Modernen en
bij
de Ethischen
een gradueel zeer uiteenloopend karakter.
Beiden stemmen wel daarin overeen, dat ze van geen eeuvv^ige generatie, van geen Zoon Gods, die onafhankelijk van de schepping van den mensch bestaan zou, weten willen. Maar ze verschillen aanmerkelijk in de uitwerking.
Immers de Modernen
stellen het voor, alsof Jezus
geen hoogere plaats
menschen mneemt dan die van een zeldzaam religieus genie, d. i. van een mensch, in wien het godsdienstig besef op zoo wondere wijze ontwikkeld was, dat hij zuiverder en beter dan iemand zich bewust is geworden van en geloofd heeft in de zalige gemeenschap met het Eeuwige Wezen. Hierdoor is hij sterker en beter dan iemand tot het bewustzijn gekomen, dat we de betrekking tusschen God en zijn mensch en schepsel niet beter kunnen voorstellen dan door de vergelijking van een vader en zijn kind. En in dien zin nu belijden ze, dat hij zich beter dan iemand als kind van dien Vader bekend en gevoeld heeft, en dat wij door zijn geest op ons te laten werken, het best en het zuiverst in dat zelfde kindsbesef kunnen inleven. Kenmerkend voor de Modernen is derhalve dat heel het kindschap voor hen een zaak van besef, van gevoel, van gewaarwording, van wederzij dsche verhouding is; voor wat den naam betreft alleen ontleend aan de vergelijking van een vader met zijn kinderen op aarde.
onder de kinderen
der
Geheel anders daarentegen leeren het de Ethischen.
Zij
het kindschap niet tot het besef en de gewaarwording,
namelijk bepalen
maar dalen
af tot
den oorsprong van onzen geest. Die geest in ons menschelijk wezen is h. i. niet puur geschapen, maar uit het beeld Gods voortgekomen. Daar-
menschen aan God verwant. Reeds als menschen zijn van Gods geslacht. En nu was dit, naar hun zeggen, zóó aangelegd, dat heel de menschheid één organisch geheel vormde, waarvan Christus reeds van eeuwig (ook afgezien van alle zonden) het organisch Hoofd was. Met of zonder zonde, dat deed er niet toe, deze Mensch aller menschen door
we
zijn wij
als
in eigenlijken zin
moest dus toch komen. Eerst door
Hem
ontving ons geslacht zijn ideaal,
zijn grondtype, zijn voleinding. En waar nu reeds de gewone mensch, door zijn geschapen zijn naar Gods beeld, van Gods natuur en Gods geslacht was, daar gold dit nog in zooveel hooger mate van dezen Mensch aller menschen, van dezen eminenten Persoon onder alle personen. In Hem was
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's