E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 568
Derde deel
XXXV. HOOFDSTUK
ZOND.
570 „Bedoelt
den dienst van Jehova af
gij
vereeren ?"
afgod te
als
—
III.
en nu dat gouden kalf
te scliaffen,
zou u vreemd hebben aangezien, en nau-
hij
uw vraag verstaan hebben. Xeen, integendeel, dat gouden kalf was hem gelijk voor Jerobeam, slechts een symbool. De eere die hij be-
welijks ,
voor
ging niet naar dat beeld, maar naar Jehovah
doelde,
zoo niet vereerd
ïoilde
verbood het,
zijn. Hij
Hij,
de Vader der geesten, en als de onzienlijke
als
Alleen
uit.
maar God
de eeuwige Geest, wilde
God
En
aangebeden.
zijn
toen straks Jerobeam de zonde van Aiiron vernieuwde, heeft de uitkomst
dan ook betoond, hoe, tegen
goede bedoeling, toch vereering van het
alle
< beeld zelf de practijk wierd, en de dienst van Jehovah welhaast voor den
van
dienst
Baiil de vlag
Volkomen
moest
strijken.
hebben daarom onze vaderen den stelregel opgezet,
terecht
dan niet de mensch, maar God
nen
En
zullen.
dus, dat alle
zelf alleen bepalen kon,
vorm van
eere-dienst, dien
had, als eigenwillige dienst en eigendunkelijk verzinsel "
en verboden
Door
stel.
Op dien grond banden
is.
gemeente dat karakter van eenvoud, waarin het > sterkst
de
spreken
kleeding
kon.
/
geestelijke prediking
uitgesloten
blijft
element het
geestelijk
zijn,
vorm moest
eenvoudig
dienst. Alle
verre worden
ideaal bereikt, zoo de
den prediker deed vergeten; zoo het gezang
zieleleven der geloovigen
ontrukt werden, dat
die-
geboden
ceremonieel en toe-
Eenvoudig moesten hun gebouwen
En dan achtte men het hoogste
gehouden.
niet
van wie voorging, eenvoudig de gang van den
gevoel van benepenheid of beklemdheid in den
"
we Hem
God
gedrongen, hergaven ze aan de samenkomsten der
motief
dit
ze geheel den
hoe
we
opklom
en
;
we
in het gebed zoo
echt
uit het
aan onszelven
nauwelijks meer wisten wie naast ons stond of
voor aller oor sprak. het gebed
In
-<
ze
daarom
ze ze op, en het bidden
stelden lieten
waren
niet tegen formuliergebeden.
van het Onze Vader
Zelven
bevalen ze aan. Ze
den dienst der Sacramenten volstrekt niet aan individueele wilkeur
maar regelden dien door schoone formulieren. Ook het votum en de zegenspreuk was bepaald. Zelfs lieten ze, na de eerste reactie, al over,
^spoedig het orgel in de kerken weer heerschen wilde. te
niet in
mits dat orgel dienen en niet
Gods huis saam
niet.
merken
Om
liet,
hoe fraai
dezelfde reden
hij
waren
schoone muziek
spelen kon, brak af en deugde daar-
ze tegen koorzang, tegen beurtgezang
en tegen dat nu eens opstaan en dan weer gaan er
om
hooren, of het talent van een organist te bewonderen. Een organist,
die te veel
om
Men kwam
toe,
meer
poogt aan
zijn,
waardoor men,
te vullen.
zitten,
en wat vormen
als de geest wijkt, de ledigheid
van geest
Een koor maakt welhaast de gemeente stom, en het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
![E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 568](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/e-voto-dordraceno-toelichting-op-den-heidelbergschen-catechismus/1892/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's