E voto Dordraceno - pagina 226
214
om
ZONDAG
X.
HOOFDSTUK
I.
God verre te stellen, en zoo ver hi] kan van God komen; want van nature is er haat tegen God in zijn hart. Vandaar dat tal van menschen het zelfs niet lijden kunnen, zoo ge den naam des Heeren Heeren in uw^ spreken tot hen in laat vloeien. Overmits ze nu echter toch vaak behoefte hebben, om de instandhouding der gansche Schepping uit te drukken, verzinnen ze daar andere woorden voor. Die zeer boos zijn spreken dan van de Fortuin. Wie minder boos, dan wel tuk op hun verstand zijn, noemen het de Natuur. En wie nog zekeren vromen schijn bewaart, went zich aan om te spreken van de Voorzienigheid. Let wel, niet van de Voorzienigheid Gods; neen maar van „de Voorzienigheid" zonder meer. Alzoo de Voorzienigheid in de plaats van God nemende. Een kracht des Heeren in stede van zijn Wezen. En al moet men nu met Calvijn zeggen, dat men in godvruchtigen zin desnoods zeggen kan dat ,,de Natuur" en God hetzelfde is, en zoo ook met godzalige bedoeling, om het ijdel noemen van Gods Naam te mijden, van de Voorzienigheid" zou kunnen spreken, zoo is toch met Calvijn tevens de gedachte aan
af te
,,
staande
houden, dat
te
dit
hoogst zelden een godvruchtig bedoelen heeft,
maar meest een goddeloos zeggen is, en alzoo te mijden. Iets wat welbezien eveneens van het woord: de Voorzienigheid geldt. In de Heilige Schrift komt dit woord dan ook niet één enkel maal voor, en Abrahams zeggen tot zijn jongen: ,,De Heere zal zich zelven een lam ten brandoffer voorzien",
Nog ,,
eens sta daarom de vraag:
vooruitzien.
iets
voorziende,
Zoo
b. v.
teweegbrengen. Zoo mijn zaken zal
echter
alzoo
in
dit
is
in
Voorzien?
onze
Hand.
taal.
II
:
Ten
31:
eerste betee-
,,Zoo heeft Hij,
gesproken van de opstanding van Christus." Maar ook
ten andere beteekent het: datgene
al
Wat
Voorzien" heeft tweeërlei beteekenis
kent het: dit
hier éénig steunpunt.
is
saam,
b. v.
als
wat men voorzag dat noodig zou
Paulus
in
voorzien hebben." dat
de
laatste
Phil. II
:
23
schrijft:
zijn,
„Als ik
in
Deze beide beteekenissen hangen de eerste onderstelt. Alleen zoo
ik
wat noodig is, kan ik in het noodige voorzien. En zoo sluit dan ook, van God den Heere gebezigd, deze term der
vooruit zie
Voorzienigheid deze twee
gebrek en nooddruft van
in:
ten eerste dat
God de Heere
zijn schepsel vooruit ziet,
alle behoefte,
en ten andere dat Hij
dus geen ledig of ijdel vooruitweten alleen, maar zulk een vooruit kennisdragen van allen nood die ontstaan zal, dat tevens de daad volge om alles teweeg te brengen in
dezen vooruit gezienen nood voorziet. Het
is
wat door dien nood vereischt wordt.
Nu wordt
echter
bij
den Heere onzen
God
dit
Voorzienig bezig
zijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's