E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 615
Derde deel
^7 XXXVI. HUOFDSTUK
ZOND,
VI.
fil
ZESDE HOOFDSTUK. Daarom een
legt af de leugen,
en spreekt de waarheid
iegelijk niet zijnen naaste;
want
wij zijn
niulkun-
ders leden. Ef. 4: 25.
De eed raakt het spreken van waarheid of leugen, die
we
afleggen,
om
pen,
in een belofte, die
't zij
nomen, dat
om
De eed
is
Er
tuur.
zal,
maar toch
dit
dan vergt men
gemeen hebben, dat de eed
mond weg
te
nemen.
het
feit zelf,
dat er op elk terrein eeden noodig blijken,
een aanklacht en oordeel. Het algemeen geijkt gebruik vanden eed, menschelijke bevestiging van
mensch
leugenachtig.
is
beide
dus op zich zelf een hard getuigenis tegen onze zondige na-
ligt in
algemeen
geen
,.
oprechtheid en waarheid in mijn woord te leggen, en
valschheid en leugen uit mijn
alle
ik ge-
Tweeërlei soort van eeden, die een zeer onder-
af.
scheiden karakter dragen,
word
en wordt mij als voogd een eed afge-
mijne voogdij met goede trouw voeren
ik
mij een eed ran belofte
strekt,
:
'
doen. Voor den rechter geroe-
getuigenis in een strafzaak onder eede af te leggen,
roepen tot een eed van verklaring
malen
we
in een yerfc/a?^»?^
'tzij
engel
tot
God
het
apostolisch
alleen waarachtig" (Rom,
woord:
III: 4).
is
de
,,Alle
Indien er
Satan ware geworden; indien deze Satan de leugen niet
gegenereerd had, en daardoor „vader der leugen" was geworden; en indien „vader der leugen"
deze
de
valschheid en onwaarheid niet ook in ons
menschelijk bewustzijn had ingedruppeld, zou een eed een geheel ondenkbaar
wezen, en zou geen eed kunnen bestaan. Dat God zelf met eede
iets
gezworen
heeft, dat Christus voor
hebben afgelegd, en de Overheid
van eeden oproept,
is
Cajaphas zwoer,
als dienaresse
uitsluitend het gevolg
al
.
Gods heiligen eeden
Gods ons
tot
van het droeve
het afleggen feit,
dat de
zonde insloop, en dat door de zonde een onware wereld naast de ivare
kwam
te
staan.
Als
menschen toch hebben we het vermogen, om van
een zaak of een gebeurtenis of een gesprek een voorstelling niet
genomen
zettelijk
we,
't zij
om
is
uit
de werkelijkheid,
onopzettelijk; en zulks
zekeren
schijn
maar
uit
te
geven, die
onze verbeelding
't
zij
op-
nog geheel daargelaten de vraag, of
aan onze voorstelling
bij
te zetten, er
ook ware
elementen in mengen. Dit vermogen nu verleent ons de onheilige macht,
om
als de werkelijkheid op
uitloopen,
zaken
te
in
ons nadeel, onze schade of onze schande zou
de plaats van die werkelijkheid een andere voorstelling van
schuiven, die dit nadeel afweert, die schade stuit en die schande
'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's