GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 359

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 359

Derde deel

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXII. HOOFDSTUK

ZOND. „O

God op

in

Ps.

uwe

zijn

mlJ

CXVI

geloften

12 vraagt:

:

„Wat

;

re plaats eenige de

te

om nu

hart,

loven en te danken en

te

wordt ook een enkel maal van

van het nakomen

ook

toonen, dat

al zijne

in de ande- ?

God mint. En wel maar dan uitsluitend

hij zijn

zijner gelofte, of, in beeldspraak, stellig

vraag des Heeren in Joel III: 4: „Zoudt

dergeven ?" elk

noch

zijnerzijds niet stil te zitten,

betalen gesproken,

varren onzer lippen. Iets wat daarom zoo de

in de ééne

minste sprake van een afdoen der schuld, maar alleen

van den drang van het

maar

noch

er

is

dankzeggingen vergelden", of

den Heere vergelden voor

zal ik

weldadigheden aan mij bewezen ?"

U

ik zal

361

IV.

denkbeeld alsof wij Gode

mag

gij

iets

van het betalen der

;

uitgesproken, omdat

mij eene vergelding we-

vergelden konden

uitsluit.

De zeer enkele malen, dat deze uitdrukking van „vergelding" en „betalen" verband voorkomt,

zulk

in

er dus niets

is

dan een menschelijk

spi^aak-

gebruik in het spel, waarvan de onheilige strekking terstond door wat er

wordt weggenomen.

bijstaat

Ge moogt, ge kunt derhalve

van God nooit anders van dank-

als kind

baarheid jegens den Ontfermer spreken, dan in den zin van wederliefde,

mits ge ook die wederliefde maar weer niet te menschelijk opvat. Het toch niet, dat God

met een liefde

liefde, die

waarmede

gezien, hebt in liefde, die

door

met een de uwe

genomen buiten de

uw

is

nu

hart geen zaad van eigen liefde, noch een plante van zielskracht leven zou; die gij zoudt besproeien en die

den gloed mver zonne ontluiken zou. Denkt ge

bij

gij

is, op uw beurt uw God mint; maar ook die Hem minnen zult, komt u van Hem. Gij, op uzelf

gij

uw uw

eigen goddelijke liefde u mint, en dat

liefde

uw

hart opzichzelven

Gods en den Geest uws Gods, dan

groeit er in

donker, somber hart niets, of het mocht een schim melplant van haat

en wrevel

zijn.

En dan

harden bodem week

te

eerst als de

maken,

Heere

in

uw

er zijn goddelijk

hart doordringt,

zaad in uit

om

den

te strooien,

met de malsche droppelen van zijn genade, en de koesteren met den gloed zijner eigen liefde, dan, ja,

dat zaad te besproeien

klem

die ontluikt te

uwer

buigt de plante

aan dien stengel Al niet

uw gij

liefde

zijn bladeren.

waarmede gij uw God zult minnen, is de liefde, die uzelven hadt, maar die uw God eerst in u gezaaid, geplant en

liefde

uit

ontwikkeld heeft. En als is

haar stengel naar boven, en ontsluit de knop

gekomen, dan,

keert, gelijk de

ja,

dit plantje

hebt

gij

óók

Gods

liefde, liefde die zich

bloem zich keert naar het

want God hoort

zegt

ge: „Ik heb

voor

uw God

blik

ook maar waant hiermee

lief,

in u tot gedijen

en totrypheid naar

uw God

En dan mint gij. En dan En dan zijt ge in die liefde

licht.

mij."

zoo overrijk, zoo gelukkig en zoo zalig, dat ge geen oogen-

uw God

een dienst

te doen,

maar roemt

7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 359

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's