In de schaduwe des doods - pagina 18
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
10
„De Heere is mijns levens kracht", jubelt de Sioniet. Hij onderstelt dus niet, dat hij er is, om nu voorts alleen aan zijn verstand en zijn wil te denken, maar hij rekent vóór alle dingen, met wat
achter
met
zijn
zijn
verstand en zijn wil
met
ligt,
d.
w.
z.
met
zijn aanzijn,
en met de kracht, waardoor dat leven er kwam en stand hield en duren zal. Oppervlakkigheid haat de Schrift. Ze gaat diep. Neen, het spreekt maar niet vanzelf, dat ge er zijt en het leven hebt. Juist dat ge er zijt en het leven ontvingt en het leven behieldt, is het eerste wonder, dat u toe moet spreken. Voor u het naaste wonder. Dat wonder dat bestaan,
zijn
leven,
u persoonlijk raakt. Het is niet genoeg, dat ge, in die lijn, op uw vader en uw moeder teruggaat, omdat uw vader u gegenereerd en uw moeder u gebaard heeft. Zie het maar in vers 10 ook vader en moeder sterven en verlaten u, maar ook al laten zij u eenzaam en verlaten achter, daarom zijt ge van den wortel uws levens nog niet afgesneden, want die wortel van uw aanzijn, en waar het levenssap van uw kracht uit :
uw God. „Mijns levens kracht" is dus niets anders noch iets minder dan de rechtstreeksche werking van Gods almachtigheid in mijn eigen lichaam en in mijn eigen ziel, en in de saambinding van die beide. Nu kunt ge gezond en frisch en sterk zijn, dat die mogendheid des Heeren Heeren krachtig in u werkt, en toch goddeloos zijn, goddeloos zijn juist omdat ge u zoo sterk voelt, en alzoo die kostelijke, gezonde, frissche levenskracht niet van uwen God afleiden, maar toeschrijven aan uzelf. Gij die sterke, om desnoods het buiten uw God te kunnen stellen, ja, in hoovaardij en overmoed ten leste u te stellen tegenover uw God. Want dat is het vinnig karakter der zonde in ons. Als we ons zwak gevoelen, en inzinken, en merken dat onze levenskracht vergaat en bezwijkt, dan begint dat roepen: „De Heere is mijns levens kracht" ons lief te worden. Maar zoolang die „levenskracht" gaaf en ongestoord in ons werkt, zien we ze voor onze eigen kracht aan, en vergeten den Heere wiens maaksel we zijn. opstijgt, is
Zelfs als Gods kind geestelijk verlicht wordt, gaat het hierin nog zoo vaak feil. Dan toch merkt ge telkens, hoe hij wel denkt aan de ontvangen genade, en wel er in leeft en hoe hij zonder die genade geen oogenblik zijn pad zuiver kan houden; maar o zoo velen denken er niet aan, dat deze regel des geloofs vóór alle dingen moet toegepast op
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
![In de schaduwe des doods - pagina 18](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/in-de-schaduwe-des-doods/1893/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's