Uit het Woord - pagina 15
Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.
11
Het zwijn was
voor Israël onder alle onreine dieren schier het zwijn zal u onrein zijn!" zegt de wetgever in Leviticus met al den ernst van zijn sober woord. Als gruwel voor Jehovah getuigt Jesaia van het afvallig Israël zijner dagen, „dat men zittende bi] de graven, zwijnenvleesch at en gruwelijke dingen in zijn vaten had," „Zwijnenbloed" is hem een uitgieting des verfoeisels, dat als zinnebeeld gerekend wordt van alle lastering tegen den Heere 4 en 66 (Jes. 65 3). Toch zou men zich misrekenen, zoo men het Israël vóór de ballingschap het zelfbedwang toeschreef, om zich aan zwijnenvleesch te spenen. De toenemende afgoderij moest schending van dit verbod na zich sleepen. Immers, bij meer dan één der Oostersche afgodsdiensten gold het zwijn veeleer als heilig, en vooral in de verfoeilijke kooksels en mengsels, die de guichelaars en waarzeggers bij hun toovenarijen bezigden, was zwijnenmelk en zwijnenbloed een bijna onmisbaar bestanddeel. Het eens als onrein verboden dier verkreeg door Israëls afval in sommige kringen daardoor zelfs een gewijde beteekeu^s. Niet uit gebrek aan geestkracht, niet bij verzuim, maar opzettelijk en met voorbedachten rade werd de misdaad van het zwijnenvleesch op Israëls „Die zichheilige erve gepleegd. Jesaia getuigt het ons, als hij zegt zelven heiligen en zichzelven reinigen in de hoven, die zwijnenvleesch eten en verfoeisel en muizen" (66 17). Echter, geheel anders werd dit na de balling schap. Van Babels stroomen keerden alleen de echte Jehovah-aanbidders terug, en aller getuigenis is eenparig, dat Israël deze winste uit de ballingschap wegdroeg, dat het radicaal en voorgoed van alle afgoderij werd genezen. Yandaar dat sinds dien tijd, naar luid het getuigenis der Eabbinisten, niet slechts het zwijnenvleesch elken^ Judaeër als een gruwel der verafschuwing gold, maar dat zelfs het houden van zwijnenkudden als overtreding van Mozes' wet ten strengste was verboden. We behoeven slechts aan het verhaal van de Maccabeën te herinneren, om dit boven
„Ook
onreinste,
'
:
het
:
:
:
allen twijfel te verheffen,
Antiochus Epiphanes wilde destijds met Palestina doen, wat Euslands Czaar met de Polen beproeft. Gelijk Polen thans een wingewest is van de groote Eussische monarchie, zoo was Palestina destijds een veroverde provincie, die aan het rijk van Syriëns koning was toegevoegd. Scheidt nu niets zoozeer de natiën als verschil van godsdienst, dan is het rusteloos streven volkomen verklaarbaar, waarmee we alle machtige heerschers behept zien, om elk deel van hun rijk, dat een anderen godsdienst belijdt, tot den godsdienst van het grooter deel des volks, desnoods met staatsgeweld, te bekeeren. Zoo thans de keizer van Kusland. Eusland belijdt den Griekschen godsdienst. Polen is Katholiek. De Polen Grieksch te maken is daarom hoofdbeginsel der Eussische staatkunde. En zoo ook destijds Syriëns koning. Syrië was Baalitisch, Palestina eerde Jehovah. Er moest
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896
Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's
![Uit het Woord - pagina 15](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/uit-het-woord/1896/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896
Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's