"Ons program" - pagina 5
week de door ons gegeven uiteenzetting niet dan hoogst zelden, en dan nog uiterst omzichtig, noch ooit anders dan in den weg van wettige
leidde,
af. Een ontwikkeling, en hier lette men van den stichter onzer groep reeds valt op
ontwikkeling,
optreden
op, die in het eigen
te
merken, voor wie
de Nederlandsche Gedachten, in haar eerste en in haar tweede verschijning ten tooneele, ietwes nauwkeuriger Gelijk
geen
elk
man van
doctrinair,
met
elkaar vergelijkt.
dieperen zin, zoo
maar „man van
was ook deze „Evangeliebelijder" daarom even onlosmakelijk
beginsel", en
aan dat beginsel gebonden, als van zijn tijdelijken verschijningsvorm los. Ten onrechte ziet bekrompener oordeel dan ook voor keer van inzicht aan,
wat èn
in '48
èn in '66 èn
in '74 slechts
juist wijl het groeikracht in zich droeg, niet
En wie
een vergroeien was van wat,
kon
blijven
wat het was.
dezen
landsche
ontwikkelingsgang in de beide seriën der NederGedachten zelven het oog vestigend, de punten van afwijking en
verschil
tusschen 1834 en 1874 in kaart brengt, zal bevinden, dat het hier
nu,
op
door ons gebodene slechts wettige voortzetting zich
dus steeds aan
1874,
en nooit aan 1834
is bij
van hetzelfde proces, en voorkomende afwijking,
aansluit.
Ten overvloede mag dezer artikelen, vóór
hij
hier nog bijgevoegd, dat, toen door den schrijver naar het Binnenhof ging, een schets, in substantie
neerkomend op wat nu „Ons Program" bevat, aan den auteur van beide seriën der Nederlandsche Gedachten was voorgelegd, dit ontwerp (détailpunten nu daargelaten) den toen nog krachtigen en zeer scherp toezienden grijsaard volkomen bevredigde.
En hiermee nemen we, na nog een die op het titelblad is afgedrukt,
kort bescheid over den zegelstempel,
van den lezer
oorlof.
Deze stempel is namelijk niet het gewoonlijk gekozen oud-Hollandsch muntmerk van den ouden Staten -gulden, met het „Hac nitimiir, Hanc tuemur" tot omschrift, maar de Hollandsche maagd van onze oude duiten, met de spreuk „Anxilium nostrum in nomine Dommi," d. i. „Onse hulpe is in den Name des Heeren!" Die keuze mocht niet anders uitvallen. Immers het muntmerk van „Hac nitimur, Hanc tuemur" dagteekent eerst van 30 December 1680; toen het schoonste tijdperk onzer historie reeds achter ons lag; toen hooger zin uit 's lands raadzaal reeds wijken ging; en de val zich reeds voorbereidde, die, door den Spaanschen successieoorlog verhaast, reeds kort daarna de onheilspellende teekenen. vertoonde, wier volle uitwerking weinig meer dan een enkele eeuw toeven zou. De Staten -gulden met het „Hac nitimur, Hanc tuemur" vertolkt dan ook geenszins den ootmoedigen zin onzer vaderen uit hun worsteltijdperk, maar eer de koeler deftigheid van klassiek gevormde, ietwes zelfgenoegzame maecenaten. Uitdrukkelijk blijkt toch uit de resolutie der Staten van Holland en Westfriesland van 30 December 1680: 1". dat het vrouwebeeld op den Statengulden, niet de Hollandsche maagd, maar de heidensche godin Pallas is, d. i. Minerva, de godin der wijsheid, met de speer zwaaiende, als beeld van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1900
Abraham Kuyper Collection | 519 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1900
Abraham Kuyper Collection | 519 Pagina's