Zions roem en sterkte - pagina 185

;

;

VAN CHRISTUS, DEN EENIGEN MIDDELAAR.

177

den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hoogepriester zou zijn in de dingen, die bij God want in te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen hetgeen Hij zelf verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij dengenen die verzocht worden te hulp komen b. voorts, zegt hij, om ons meer moed te geven, om tot God 14—16. Dewijl wij dan een grooten Hoogete gaan, Hebr. 4 priester hebben, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zone Gods, zoo laat ons deze belijdenis vast houden want wij hebben geen Hoogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen gelijk als laat ons dan met wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. En Hebr. 10 19, 20 en Cap. 7 24, 25. Vraag. Wat kan ons verder bemoedigen ? Antw. 3. Christus' uitspraak. Joh. 14 6. Ik ben de weg, en niemand komt tot den Vader dan de waarheid, en het leven door Mij. Waartoe zouden wij dan een anderen advocaat zoeken, aangezien het Gode beliefd heeft ons Zijn Zoon tot een Advocaat te geven. Alle overleggingen van het ongeloof moeten verdwijnen voor deze beloften. Want wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods ? Christus is het die voor ons BIDT, Rom. 8 33, 34. ;

:

;

:

:

.

.

:

;

:

Vraag. Wat besluit gij Antw. Laat ons Hem

uit dit

alles?

niet

verlaten,

om

anderen

een

te

veel meer, een anderen te zoeken, zonder hem imte vinden, want toen God Hem ons gegeven heeft, zoo wist Hij wel dat wij zondaars waren, Rom. 5 8, 9. Maar God bevestigt Zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn.

nemen mermeer ;

of

:

;

Vraag. Hoe doen wij dit? Antw. Als wij volgens het bevel van Christus, den hemelschen Vader aanroepen, door Jezus Christus, onzen eenigen Middelaar, gein het gebed des Heeren geleerd zijn, verzekerd zijnde, dat lijk wij al wat wij den Vader in Zijnen naam bidden, ons zal gegeven worden, Joh. 14 13. En zoo wat gij begeeren zult in Mijnen naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. Lukas 18 7. En zal God dan geen recht doen Zijnen uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over :

:

hen?

A.

Rotterdam

II

.

12

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen