Zions roem en sterkte - pagina 128

;

;

ARTIKEL

120

XXII.

volkomen zou schatten, hetgeen echter

in zichzelf

onvolkomen

is;

Gods oordeel naar waarheid is. Rom. 2:8; dan had de mensch stof tot roem, dewijl hij iets had het-

daar evenwel c.

altijd

eigen goedheid voortkwam, daar nochtans Paulus dat door de wet des geloofs alle roem is uitgesloten. Rom. 3 27. Vraag. Worden wij dan niet gerechtvaardigd uit het geloof, voor zoover het in zich besluit de daad van liefde, heiligmaking en bekeering? Antw. Ganschelijk niet, want alhoewel het geloof hetgeen ons rechtvaardigt levend is door goede werken en de daden van heiligmaking inderdaad vereischt worden, als vruchten des geloofs, en bewijzen van onze vereeniging met Christus, zoo komen nochtans deze daden met het geloof in de rechtvaardigmaking niet te zamen, dewijl de Schrift duidelijk het geloof stelt in het stuk der rechtvaardigmaking tegenover alle en allerhande werken. Dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.

geen

uit zijne

zegt,

:

•

.

.

Vraag. Komt dan het geloof in de rechtvaardigmaking niet voor als een werk en daad des menschen ? Antw. Het geloof, wanneer het gezegd wordt ons te rechtvaardigen, wordt in de rechtvaardigmaking niet aangemerkt als werk maar alleen als een werktuig en middel, waarmede wij Christus onze rechtvaardigheid omhelzen. Vraag. Antw.

Hoe bewijst

gij

dit ?

Het geloof wordt in de Schrift beschreven onder zulke beelden, welke aan werktuigen ontleend zijn. Want gelijk het oog een werktuig is om te zien, de mond met de tanden om te eten, de voeten om te gaan, en de handen om daarmede iets aan te grijpen, evenzoo wordt ons het geloof verbeeld onder de gelijkenis van a. een verlicht oog, hetwelk op Jezus en Zijne gerechtigheid ziet, 40. Dit is de wil Desgenen, die Mij gezonden heeft, dat een Joh. 6 iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft het eeuwige 1.

:

leven hebbe de mond, waardoor men Christus als het brood des levens zich b. ten nutte maakt daarom beteekent geiooven op geestelijke wijze eten. Joh. 6 Dit is het brood, dat uit den hemel neder50, 51. daalt, opdat de mensch daarvan ete, en niet sterve. Ik ben dat levende brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven c. de voeten, daarom wordt het geloof een komen tot Jezus genaamd. Joh. 6 35. Ik ben het brood des Jezus zeide tot hen levens, die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten d. de hand, waardoor wij Christus en Zijne gerechtigheid aangrijpen. Joh. 1 12. Zoovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijnen naam geloven. Col. 2 6. Gelijkerwijs gij dan Christus Jezus den' Heere hebt aangenomen, wandelt alzoo in Hem. ;

:

:

:

;

:

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen