De wortel in de dorre aarde - pagina 15
openingsrede ter deputatenvergadering van 2 November 1916
13
ons
neer deed strijken, en
ons,
wat nog opgespaard
zijn
lag,
wolven op ons afzond,
te
om
ontrooven, trad tegelijk met
1813 een keer in, die ons 't hart weer in hoog verblijden deed opengaan. Maar met dit alles kon in 1790 niet gerekend, en daarom blijft de vraag dringen en nijpen, hoe 't te verklaren en hoe 't te verstaan is, dat datzelfde Nederlandsche volk, dat voor pas twee, drie eeuwen heel Europa verbaasd had door zijn heilig bedoelen en dat door zijn onweerstaanbare geest- en veerkracht de glorie van het Calvinisme tot den hoogsten luister had opgevoerd, nu schier plotseling en gereeder dan eenig ander volk, zich in de armen der Revolutie wierp, zijn God en zijn Christus verzaakte, Oranje als een verdorde twijg van de tak liet rukken, en tenslotte geen hooger lofzang wist uit te galmen, dan voor de Jacobijnsche apostelen, die men op ons afstuurde uit Parijs. Bestond er dan, en ziehier de vraag, die wij niet ontwijken mogen, bestond er dan metterdaad een natuurlijke verwantschap tusschen hetgeen in het Calvinisme dreef en hetgeen aanhitste in wat als hoogste volksgeluk door een Voltaire verheerlijkt werd ? Er moet hier, dit gevoelt ge zelf, een parallel aanwijsbaar zijn, waardoor wat in 't Calvinisme zijn drijfkracht vond, zoodra 't ontspoorde, als van zelf moest overglijden op de rails van Robespierre en Danton. En zoo nu de vraag gesteld, waarin anders school dan als vanzelf het verband, de overeenkomst en het evenwijdig loopende van twee zoo rechtstreeks tegen elkaar indruischende bewegingen als uitging in Genève eenerzijds van Calvijn, en anderzijds te Parijs van de Constituante. En dan, en hierin kunt gij u niet vergissen, ligt toch het antwoord als van zelf gereed. Het in het oog springend mysterie toch, dat zich in het noodwendig historisch verloop van beide actiën, als aandient, wat was het anders dan het alle verband verzakend individualisme? De Calvinist kende geen zaliging door de werkheiligheid, hij wist van geen spontaan geestelijken opbloei uit eigen zondeverzaking, voor den Calvinist was 't en blijft het aldoor de Verkiezing Gods, waaruit alle kracht en heil, voor nu en voor eeuwig, aan hem en met hem aan al Gods uitverkorenen toelacht en toevloeit. Staan ze niet één voor één en allen te zaam ingeschreven in het Boek des Levens, dat voor Gods troon ligt, en staat hun cijfer niet, tragisch in onverbiddelijkheid, van alle eeuwigheid af vast? Niet één
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's