GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 35

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 35

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

AD VALVAS — 17 SEPTEMBER 1976

Faciliteiten meestal slechts incidenteel en individueel

gericht, konkludeert

werkgroep Acad. Raad

Werkstudent vooral bij V.U. slecht af Het aantal werkstudenten aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen neemt snel toe. Ongeveer één op de vier studenten heeft naast zijn studie een gedeeltelijke baan en één op de tien studenten heeft zelfs een volledige dagtaak. Die laatste groep omvat ruim tienduizend studenten, een aantal, dat voldoende is om een hele universitaire gemeenschap te vormen. De voorzieningen voor de werkstudenten zijn over het algemeen bitter slecht. Overheid, universiteiten en faculteiten houden maar weinig rekening met deze groeiende groep van studenten en van een samenhangend beleid op deze niveaus is al helemaal geen sprake. De faciliteiten, die werkstudenten worden geboden hebben meestal slechts een incidenteel karakter en zijn individueel gericht, dus zonder algemene regelingen. Zo luiden kort samengevat de belangrijkste conclusies van de werkgroep 'Onderwijsfaciliteiten werkstudenten' van de Academische Raad, het overleg- en adviesorgaan van de universiteiten en hogescholen. Uit het onderzoek, dat deze werkgroep hield bleek ook dat de Vrije Universiteit, de Katholieke universiteit van Nijmegen en de Landbouwhogeschool van Wageningen er het slechtst af komen wat de voorzieningen voor werkstudenten betreft. Ongeveer 22 procent van de opleidingen aan universiteiten en hogescholen kent absoluut geen faciliteiten voor werkstudenten. Voor de Vrije Universiteit geldt hier een percentage van 24 procent. Over het hele land gezien blijken de medische en landbouwwetenschappen het minst vertrouwd te zijn met het fenomeen werkstudent. Bij studies als sociologie, rechten, economie, pedagogische en andragogische wetenschappen en psychologie ligt de situatie gunstiger. Bij de eerste vier wetenschappen bestaan er avondopleidingen terwijl er bij psychologie min of meer geformaliseerde faciliteiten voor werkstudenten bestaan.

Geen avond- en weekend opleidingen aan VU

De werkgroep kan zich in zijn conclusie niet aan de indruk onttrekken, dat de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit kennelijk een remmend invloed hebben op het ontstaan van faciliteiten voor werkstudenten. Zij scoren meer dan evenredig hoog in de categorie "helemaal geen voorzieningen' en meer dan evenredig laag (nl. nul) in de categorie avond- en weekendopleidingen'. De Landbouwhogeschool neemt kennelijk hoe dan ook geen werkstudenten op. Opvallend is ook de over het hele land totale afwezigheid van voorzieningen bij kulturele antropologie, terwijl in een verwante studie als de sociologie wel volledige avond- en weekendprogramma's worden geboden. De Erasmusuniversiteit en de Tilburgse Hogeschool springen er uit als instellingen waar de situatie voor werkstudenten relatief gunstig is. Meer dan de helft van de academische opleidingen in ons land kent geen speciale programma's voor werkstudenten maar biedt wel incidenteel bepaalde oplossingen aan werkstudenten, die echter een strikt individueel karakter dragen: betrokken docenten of studie-adviceurs ontwerpen een ad-hoc regeling voor de betreffende werkstudenten. Soms ook wordt bij de inrichting van het studieprogramma wel rekening gehouden met de bizondere behoeften van de werkstudent: belangrijke colleges worden bv. op bepaalde dagen geconcentreerd of op werkstudenten gunstige uren (einde van de middag) gegeven. Een soepeler regeling kan worden verkregen m.b.t. de geldigheidsduur van tentamens en examens of onthef f ings/aanpassing van bepaalde verplichtingen m.b.t. snelheid en volgorde van af te lopen sutdieonderdelen. Bijna tweederde van de studies valt onder deze categorie van faciliteiten. Slechts 13 procent van alle opleidingen kent speciale programma's voor werkstudenten. Een programma wordt als speciaal gekenmerkt indien voor werkstudenten naast het 'dagprogramma' avond- en weekendcolleges worden gegeven. In bijna alle gevallen blijken deze programma's slechts een fase in de studie te beslaan. Slechts bij uitzondering wordt een speciaal programma van propedaeuse tot en met doctoraal gepresenteerd. Werkstudenten zijn veelal 25 jaar of ouder. Velen onder hen hebben al enkele jaren een maats chappe-

Door Jaap Kamerling lijke funktie uitgeoefend. Hun overwegingen om een studie te beginnen kunnen verschillend zqn: behoefte aan verdere scholing in het belang van een betere uitoefening van het beroep, instrument tot verbetering van de eigen maatschappelijke positie of meer inzicht willen krijgen in de maatschsippelijke richting, die men het liefst wil gaan. Bovendien kan naast de toenemende behoefte aan scholing tevens een toenemende behoefte aan vorming worden gesignaleerd. VU-studentendecaan drs. Moleveld gaf in een interview in het Algemeen Dagblad als zijn mening te kennen, dat ook de situatie op de arbeidsmarkt voor velen misschien een aanleiding is om te gaan studeren. 'In het achterhoofd speelt dan dat je met een

numeri fixi de toegang tot de studierichting van hun keuze ontzegd (In 1975 waren dit er 2081). Als zo'n numerus fixus tijdelijk is, is het denkbaar dat deze in de toekomst het aanbod van avondstudenten zal vergroten, indien een deel van de uitgelote studenten een tweede kans zal wagen. Van dat streven naar een tweede kans door de overheid heeft de werkgroep trouwens geen hoge pet op. De nur^erus fixus — die net zozeer voor werkstudenten geldt — en de daaraan ten grondslag liggende gedachten staan haaks op het streven van de overheid aan ouderen een tweede kans te geven in het onderwijs en verdragen zich evenmin met de gedachte aan volwassenen een breed scala van scholings- en vormingsmogelijkheden te bieden (recurrent educalon en education permanente), zo merkt de werkgroep op. Is het zo, dat laatstgenoemde gedachten belangrijke beleidsuitgangspunten vormen voor verschillende terreinen van het overheidsbeleid, het toelatingsbeleid tot de universiteit wordt kennelijk door geheel andere uitgangspunten bepaald. Aan de ene kant uitbreiding van de toelatingsmogelijkheid door verlaging van de leeftijd waarop men tot het colloquium doctum kan worden toegelaten. Aan de andere kant de numerus fixus, die die toelating weer beperkt. Er zal een politieke uitspraak nodig zijn om aan te geven of, gegeven de beperkingen in het w.o. juist meer, juist minder of geheel niets voor werkstudenten gedaan moet worden. Het verlangen naar een gericht beleid ten behoeve van deze ap£irte categorie n ^ m t

dueel probleem, tot een bizondere persoonlijke omstandigheid. Dit terwijl het hier duidelijk om een koUektief en struktureel probleem gaat, dat om een strukturele oplossing vraagt. Ook op praktische gronden zou een individuele ontheffingsregel van de vastgestelde inschrijvingsduur afgewezen moeten worden. Zij kost de werkstudent erg veel tijd en maar liefst 25.000 werkstudenten met een gehele of gedeeltelijke baan, zijn potentiële gebruikers van de individuele ontheffingsregeling. De enorme papieren rompslomp, die deze ontheffingsregeling teweeg brengt vormt samen met de tijd die zij kost op zich al een dwingende reden om van deze ontheffing — op persoonlijke grond — af te zien meent de werkgroep. De werkgroep verwacht ook, dat de herprogrammering in veel studierichtingen de kansen van de werkstudent om nog te kunnen studererk kleiner zal maken. Immers in de strakker in de tijd geherstructureerde programma's die afgestemd worden op de volledige beschikbaarheid van de student, verdwijnt de werkstudent door de achterdeur.

Voorlichting Een knelpunt bij de opzet van faciliteiten voor werkstudenten blijkt verder vaak de voorlichting te zijn. Bij de inventarisatie bv. bleek, dat dié studierichtingen, die opgegeven, dat er geen behoefte is aan bizondere faciliteiten voor werkstudenten in ieder geval ook geen voorlichting geven aan potentiële studenten over hun eventuele mogelijkheden om als werkstudent te studeren. Gaat een studierichting er eenmaal toe over bizondere faciliteiten te bieden dan blijkt een goede reële voorlichting over de mogelijkheden van de werkstudenten, keuzebegeleiding en extra intensieve begeleiding in de aanvangsfase van de studie noodzakelijk om een hoge drop-out onder werkstudenten te voorkomen. De werkgroep vindt verder, dat de voorlichting realistisch moet zijn en zich zowel inhoudelijk op de gehele studie richten als op de sociale aspekten van het werkstudentschap. De voorlichting moet onderdeel ziJn van een beleid en mag zich niet beperken tot incidentele antwoorden op ad hoc vragen.

Geen extra lasten

2^y njjN H ££(t p£ \AiekKvm pehxr i hoger gekwalificeerde opleiding meer kansen hebt om je te handhaven'. Als verklaringsgrond voor het toenemend aantal werkstudenten worden door de werkgroep ook nog genoemd de toelatingsmogelykheden tot de universiteit, die zijn verruimd. Er is een categorie ontstaan van personen, die eertijds niet gekwalificeerd waren om bepaalde studies te gaan volgen (arbituriënten van HBS-A of bepaalde HBO-opleidingen) maar nü wel worden toegelaten. Bovendien is onlangs de leeftijd, waarop personen via een colloquium doctum toegelaten kunnen worden verlaagd van 30 naar 25 Jaar. Cynisch merkt de werkgroep in haar rapport op, dat zij, gezien de inventarisatie van de huidige faciliteiten, voor werkstudenten kan aannemen, dat het in geen enkele studierichting in principe onmogelijk is als werkstudent te studeren. 'Maar er zijn wel talloze problemen,' zo voegt zij daar terstond aan toe. Eén van die problemen bij uitbreiding van faciliteiten voor werkstudenten is het feit, dat thans reeds het reguliere onderwijs voor de 'normale' student wordt beperkt. Velen woidt op grond van

"f

niet alleen toe omdat het om grotere aantallen gaat maar ook vanwege de bizondere kenmerken van deze groep. De grotere heterogeniteit kwa opleidingsniveau van de werkstudent vraagt een bizondere aanpak. Bij de opvang van deze studenten spelen vooral geheel andere problemen mee — zoals werk en gezin — dan bij de opvang van eerstejaarsstudenten.

Reduktie tot individueel probleem Als ander probleempunt noemt de werkgroep de inschrijvingsduur voor de werkstudent. Deze kan krachtens de wet op grond van persoonlijke omstandigheden een verlenging van de maximale inschrijvingsduur aanvragen. (Zoals bekend wordt de Inschrijvingsduur in het kader van de herstructurering aan een maximum gebonden). De werkgroep vreest dat het bestaan van dit wetsartikel de ontwikkeling van regulier avon'dweekendonderwijs in de weg zal staan. De onzekerheid voor de werkstudent wordt versterkt door zijn moeilijke positie in het onderwijs terug te brengen tot een indivi-

De berekening van eventuele extra lasten, die de werkstudent veroorzaakt, is een ander probleem. De werkgroep wflst er op, dat de werkstudent als normaal ingeschreven student ten volle meetelt bij de middelentoewijzing. In vergelijking met de dagstudent vraagt de avondstudent minder intensief onderwijs en wordt een zwaardere wissel getrokken op zelfstudie. Het argument, dat de werkstudent zoveel extra lasten met zich mee brengt en daarom dus faciliteiten moeten uitblijven ziet de werkgroep dan ook niet als steekhoudend. De middelen, waarvan de werkstudenten in mindere mate dan de dagstudenten gebruik kunnen maken, zouden op een andere wijze moeten worden georganiseerd zodat ze ook ten volle by hen terecht kunnen komen. De avondstudent vraagt bv. speciale begeleiding met name in de aanvang van zijn studie. De werkgroep vindt dat de middelen om een verbeterde opvang mogelijk te maken gevonden kunnen worden binnen het raam van de huidige begroting. Het gaat om een andere manier van toewijzing van de middelen.

'Open university' In haar verdere aanbevelingen zet de werkgroep de faciliteiten voor werkstudenten in het bredere verband van een geïntegreerd beleid voor het tweede kansonderwijs in het w.o. Zij vindt dat van zo'n beleid geen sprake is. De 'open university' is nog maar een vaag beleidsperspectief, dat in de verte opdoemt. Konkrete voorstellen

Inmiddels heeft het C.v.B. van de V.U. besloten om de faculteitsbesturen, de studentendecanen en de afdeling onderwijsresearch vóór 15 oktober om kommentaar op het rapport te vragen. Daarna zal worden bezien of de com,missie Onderwijs en Onderzoek bij het opstellen van de eindreaktie zal worden ingeschakeld. In een eerste kommentaar op het rapport zei de heer Brinkman, lid van het C.v.B. ons, dat de rapporteurs bij hun ongunstige situatietekening van de V.U. geen rekening hebben gehouden met het feit, dat de V.U. in vergelijking met andere universiteiten de grootste achterstand heeft in het aantal formatieplaatsen: 526 formatieplaatsen wat neerkomt op 19.9 procent van het bestaande aantal formatieplaatsen. * Opvallend is, dat de Nijmeegse universiteit, die ook nogal slecht te voorschijn komt uit het onderzoek (nog slechter dan de V.U.) na de V.U. de grootste achterstand heeft in het aantal formatieplaatsen: 14.5 procent van de bestaande formatie wat neerkomt op 451 formatieplaatsen. Hier staat echter weer tegenover, dat de Tilburgse Hogeschool, die met een achterstand van 14.3 procent van de bestaande formatie de Nijmeegse universiteit op de voet volgt in achterstand, volgens het rapport juist weer relatief gunstige mogelijkheden biedt voor werkstudenten. Het is dus wat riskant om hier verbanden te gaan leggen tussen voorsleningen voor werkstudenten en achterstanden in formatieplaatsen. * De hier genoemde achterstandscijfers dateren van vóór het toewijzen van het accrès over 1975. De situatie heeft zich echter sindsdien niet veel gewijzigd. De V.U. heeft nog steeds de grootste achterstand. met name voor het w.o. mist de werkgroep nog. Voorkomen moet worden, dat door algemene maatregelen initiatieven in het w.o. tot tweede kans onderwijs stuk lopen. De werkgroep pleit dan ook voor een reguliere inschrijvingsduur speciaal voor werkstudenten. Bij plaatsing door een plaatsingscommissie moet met de omstandigheden van de werkkring zodanig rekening worden gehouden dat de werkstudent met voorrang in een nabij gelegen instelling voor w.o. wordt geplaatst. De werkgroep constateert verder, dat op het niveau van de instellingen een beleidsuitspraak ontbreekt, die richting geeft aan de ontwikkeling van het onderwijs voor werkstudenten. Zo'n uitspraak zou zich primair moeten richten op een verbeterde opvang van de huidige werkstudenten. Ook zouden de instellingen moeten bevorderen, dat onderzoek wordt gedaan naar de ervaringen van werkstudenten bij het volgen van onderwijs. Bovendien zouden de instellingen een kader moeten scheppen, waarbinnen het onderwijsbeleid voor werkstudenten verder wordt uitgebouwd. Konkreet pleit de werkgroep voor een meer flexibel en variabel aanbod van leermiddelen in kombinatie met een gerichte begeleiding (vaste begeleider voor werkstudenten, colleges op de (video) band enz. Naast aanpassingen in het huidige studieprogramma zouden er bizondere avondopleidingen ingericht kunnen worden. De werkgroep wijst in dit verband ook op samenwerkingsmogelijkheden met zuster-studieinrichtingen in andere instellingen. Het moet mogelijk zijn om uitgaande van wat meer mobiliteit van wetenschappelijke medewerkers en docenten en him variabele werktijden in 'centrum-plaatsen' tezamen faciliteiten te verzorgen voor werkstudenten. Bovendien kan het eenvoudiger zijn dat i.p.v. bij voorbeeld 15 studenten één docent gaat reizen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 35

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's