GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Onze pertinente verklaring, dat in de vergadering der geloovigen de Koning bij zijn volk gehoor vraagt en het door deil Dienaar des Woords, als zijn ambassadeur, toespreekt, heeft bij wijze van ingezonden stuk een tegenspraak uitgelokt, die, hoe scherp en kras ook, " ons toch welkom is.

Ze luidde aldus:

Hooggeachte Redacteur 1

Gelegenheid noch lust heb ik thans, om met een eenigszins uitvoerig schrijven de bezwaren te ontwikkelen, die ik gevoelde bij het lezen van uw 7e en 8e artikel over de sGereformeerde prediking", en ook U zou dit. wellicht ongelegen komen.

Wil mij echter veroorloven, het weinige dat hier volgt, in uw blad neer te stellen.

U hebt, kort saamgevat, geschreven, dat de predikatie van den V. D. M. vlak het omgekeerde is van het spreken der kerkleden uit en over Gods Woord, en dat de kerkgangers geen mensch gaan hooren, maar hun Koning.

Ik zou nu bescheiden wenschen te vragen: Waar blijft, bij zulk eene voorstelling, het onderscheid tusschen het feilbare menschenwoord (de feilbare uiüegging) en het onfeilbare Koningswoord

En ten tweede, op welke Schriftplaatsen is de leer gebouwd, dat de eigenlijke, de groote taak van een V. D. M. schuilt in het brengen van de eigen woorden des Konings gedurende enkele uren cp den Zondag, in het midden van de vergadering der geloovigen?

Deze leer schijnt zeer gemakkelijk voor het leven van een V. D. M. Immers, alle critiek over zijn predikatie vervalt dan, want wie zal zich vermeten 's Konings woorden te criiiseeren! En met het spreken van den last des Konings, gedurende een paar uren, is de V. D. M. dan zoowat van zijne taak af.

Maar de reactie kan dunkt mij niet uitblijven, omdat op deze wijze den geloovigen het Woord eerst ontnomen wordt, om het hun daarna door den mond van den V. D. M. weer toe te voegen, en alzoo (ondanks vele verzachtende bijredenen over roeping, gebondenheid aan den lastbrief, enz.) het schepsel verheerlijkt wordt boven den Schepper, en een middelaar gesteld tusschen Christus en de bezitters van Zijn Woord (de geloovigen).

Dat een geroepen zendeling als gezant des Hemels het Woord brengt tot de heidenen, zal geen Gereformeerde tegenspreken. Maar hoe kan den geloovigen ^gebrachf worden wat het fundament van hun geloof, de bron van hun dagetijksch voedsel, het tuighuis van hun wapenen, de apotheek voor hun geneesmiddelen, het richtsnoer voor hun bestraffingen is?

Wordt de zin van Ef. 4:11 niet tot zijn recht gebruikt, door de schoone en verheven taak van een V. D. M. op te vatten als de roeping om de geloovigen te dienen met de vruchten van hnn Schriftstudie — zonder dat men alles wat zij in de predikatie zeggen, identificeert met het Woord Gods?

In art. 7 van onze Belijdenis staat, ik-behoef het u waarlijk niet te herinneren, dat de geschriften van geene menschen, hoe heilig ook, vergeleken mogen worden bij de Goddelijke schriften, maar is ile geschreven preek hiervan uitgezonderd ? Dan kan toch niet.

In Zondag 7 H. C. wordt geleerd, dat de H. Geest door het Evangelie het geloof in het hart werkt, niet door de prediking van het Evangelie, nadat dit eenmaal ontvangen is.

Streven wij nu zelfs de Roomschen op hun pad niet voorbij, als wij elkaar aanpraten, dat wij slechts ééns in de week, op Zondag en dan zeker en met gezag, de stem des Konings hooren ?

Waar de kerkrechtelijke theorie tegenwoordig heengaat, — ik weet het waarlijk niet.

Met beleefden dank voor de opneming

Utv w. G. Dnr.

M, 13 Mei 1895.

Dit schrijven trok ons daarom aan, omdat er ernst in spreekt.

Deze klagende broeder wil, dat het ia Gods huis waarheid en meenens zal zijn.

Is de Bediening des Woords een spreken van den Koning tot zijn volk, laat dit dan ook uitkomen, en die indruk van heel de predikatie door de gemeente worden weggedragen.

Dien indruk nu ontvangt de kerkgaande gemeente doorgaans niet. En ook deze broeder schijnt onder de predikatie des Woords weinig anders te hebben vernomen, dan zeker stichtelijk woord, gelijk ook iemand buiten het ambt dit evengoed kon geven.

De pretentie van ambassadeur des Ko-• nings te zijn, en zulk een predikatie passen alzoo niet op elkander.

De wijn is niet naar het etiket, en het etiket is naar den wijn niet.

Dit geeft iets leugenachtigs, en hiertegen komt hij met al den ernst zijner ziel op.

Hoe nu dezen broeder te overtuigen?

Ons dunkt het best zoo, dat we eerst elk vermoeden bij hem bannen, alsof de door ons gegeven voorstelling eene verzinning onzerzijds, een spiksplinternieuwe vinding van de Heraut zou zijn.

Zij er daarom aan herinnerd, hoe de voorstelling, dat de Dienaar des Woords eea ambassadeur Christi is, officieel aldus door onze kerken is gegeven, en de eeuwen door stand hield.

Zij is er in de tweede plaats op gewezen, hoe de Gereformeerde kerken in den Catechismus over de Sleutelen des Heme Ir ijks deze voorstelling zelfs tot een bestanddeel van der kerken belijdenis maakten.

Zij voorts opgemerkt, dat de PIeraut^a.s begon met dit punt toe te lichten, en dat het alzoo misschien doeltreffender ware geweest, indien deze broeder ons eerst had laten uitspreken, waardoor zijn bezwaren vanzelf zouden ondervangen zijn.

En eindelijk zij er nadruk op gelegd, hoe niets zoozeer als de tegenovergestelde voorstelling de prediking ontzenuwd, de predikatie ontzield heeft, totdat metterdaad ten slotte de Dienaar des Woords geen ander noch hooger besef had, dan dat hij over dit of dat punt, over dezen of dien tekst nu zoo zijn gedachten eens voor de gemeente ging uitstallen.

Deze geheele eeuw, en zelfs reeds in de laatste helft der vorige eeuw, is de Bediening des Woords daardoor aan haar luister ontzonken.

Haar goud is verdonkerd.

De gemeente had geen besef meer van wat de predikatie eigenlijk zijn moest, en de Dienaren dreven met dezelfde dwaling af.

Eerst in de tweede helft dezer eeuw, dank zij ook Kohlbrügges optreden, begon hierin een keer te komen.

En nu komt feitelijk het dilemma hierop neer: Wat wilt ge: Zult ge de Bedienaren des Woords weer laten dalen en zinken, tot er van de Sleutelen des Hemelrljks niets overblijft? Of wel, zult ge, door nogmaals ingang te geven aan de voorstelling onzer aloude kerken, de prediking verheffen, den prediker opnieuw bezielen, en zoo een betere toekomst voorbereiden ?

Dit toch geven we voetstoots toe: De prediking, gelijk ze voor het meerendeel plaats grijpt, beantwoordt aan dat hooge ideaal nog volstrekt niet, en de klacht over de ongenoegzame kracht die van de prediking uitgaat, is tamelijk algemeen.

In de ' i6de en de 17de eeuw was de predikatie zulk een kracht in het nationale leven, dat metterdaad de prediking de algemeene denkbeelden beheerscht, de zeden en gewoonten bevestigd, de nationale roeping tot klaarheid heeft gebracht.

De tegenstanders waren bang voor de predikatie, omdat ze wel wisten, hoe, waar de predikatie doorging, het volk voor de vreeze Gods werd gewonnen.

Thans is dit slechts ten deelc waar.

Er is nog wel stichting, er is wel waarheidsontvouwing, er is wel onderwijzing, maar van een geestelijke kracht, die als een stoomboor door alles heenboort, ontwaart men zoo weinig.

Er is wel werking, maar de ware stuwkracht zit er niet achter.

En dit nu is juist daaraan te wijten, dat zoo menig prediker als een vermaner onder de broederen optreedt, en dat de ambassadeur van Christus zoo veelszins schuilen blijft.

We wezen er meermalen op, als de president van een rechtbank, onder vrienden zijnde, van een diefstal hoort, en hierover aan tafel zijn verontvvaardiging lucht, en zegt dat men die schelmen minstens vijf jaar moest geven, dan is en blijft dat zoo ; jiju opinie, die met uw opinie of met anderer opinie, in gezag gelijk staat.

Maar als nti diezelfde man een maand later als president in de rechtbank zit, en diezelfde dief komt voor, en de rechter zegt nu ten slotte: Gij hebt vijf jaar — dan is het wel dezelfde man, en dezelfde dief, en dezelfde straf, maar nu als vonnis in den Naam des Heeren, door de Overheid, die Gods dienaresse is, uitgesproken.

En zoo ook is het hier.

Een Dienaar des Woords kan in een gezelschap precies hetzelfde zeggen, wat hij straks op den kansel zegt, maar in gezelschap uitgesproken, blijft ddX zoo sijn opinie waar uw opinie tegenover staat.

Maar zegt hij nu datzelfde bij de bediening van de Sleutelen des Hemelrljks, van den kansel, in den geordenden dienst des Woords, als ambassadeur van zijn Koning, dan zal hij natuurlijk het oordeel dragen zoo hij valsch spreekt, maar dan is zijn woord in qualiteit

gesproken, en moet als zoodanig deerd worden.

Bij de andere voorstelling is er geen ambt en dienaar noodig, en is men gereed, zoo er slechts een broeder is die vlot spreken kan.

Ja heel de kerk gaat dan weg.

Want is al het doel een stichtelijk woord, dan kan men dat stichtelijk woord ook thuis lezen, of in kleinen kring voorlezen. Men kan dan van de gedrukte predikatiën de uitnemendste kiezen, die allicht hooger zullen staan, dan de gewone predikatiën op een dorp. Kortom heel het kerkelijk wezen wordt dan in zijn kerkeraad en in zijn ambten aangetast. En komt hier nu bij, dat men ook het Nachtmaal des Heeren als een vriendenmaaltijd gaat beschouwen, en den Doop maar als zekere plechtigheid, dan is elke stut onder het dak der kerk weggenomen, en heeft men geen instelling van Christus meer, maar hoogstens een soort vrijwillige vereeniging van menschen.

Men wordt collegiaal.

Toch is hiermee niet genoeg gezegd.

Het moet ook duidelijk gemaakt, wat de prediker, om in Naam zijns Konings te kunnen spreken, doen moet.

Want dit spreekt wel vanzelf, het woord van een predikant op den predikstoel met Gods Woord gelijk te willen stellen, ware het uiterste der onzinnigheden.

Maar hierover een volgend maal

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's