GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leeken en Vakmannen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leeken en Vakmannen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In de ruste der zomermaanden is binnen onzen kring de niet onbelangrijke vraag opgeworpen, of een Commissie van enquête, gelijk op Seitipost benoemd werd, al dan niet uit specialiteiten moest zijn saamgesteld. Concreet genomen: of zulk een Commissie waar het juridisch onderwijs gold, al dan niet moest zijn saamgesteld mt jtiristen.

De voorstellers der Commissie waren blijkbaar van oordeel, dat dit niet alzoo zijn moest. Op de vergadering in Seinpost pleitte niemand voor een tegenovergesteld gevoelen. De vergadering zelve ging met de voorstellers mede.

Later echter zijn bedenkingen tegen dit gevoelen ingebracht, en vond het denkbeeld, om zulk een Commissie wel uit specialiteiten saam te stellen een ernstig pleitbezorger.

Dit nu noopt ons, deze uiterst belangrijke vraag ook onzerzijds onder de oogen te zien, overmits deze specialiteiten-quaestie telkens, op allerlei gebied, weer opduikt, de geesten verwart, en het leven uit zijn natuurlijke voegen wrikt.

Natuurlijk blijven we daarbij geheel op neutraal terrein. Met het geding van Seinpost laat deze bespreking zich niet in.

Zelfs komt het ons voor, dat de verdere bespreking van de quaestie-Lohman in zake de Vrije Universiteit, juist wijl er een Commissie van onderzoek benoemd is, thans behoort te rusten.

Waar onder belijders van den Heere verschil van inzicht ontstaat, kan dit verzet ten plicht maken; maar steeds moet daarbij uitkomen, dat deze noodzakelijkheid ons leed is, en dat we niets liever doen, dan ons weer in het stilzwijgen terugtrekken, zoodra de stand der quaestie dit veroorlooft.

Dit nu is hier het geval.

Het feit dat er zekere divergentie ontstaan was in de opvatting van het te geven onderwijs, is niet gesmoord. Dit feit zal tot oplossing gebracht worden. Maar juist wijl het thans in de handen van ïtangewezen personen is overgegaan, kan, dunkt ons, de pers zich voorshands, en in afwachting van die oplossing terugtrekken.

Hets waar te meer aanleiding toe bestaat, daar elke Commissie van dien aard ook beproeven kan, en o. i. zelfs moet, om wat divergeerde, in het rechte spoor terug te leiden, en alzoo de oorzaak zelve der bezorgdheid weg te nemen.

Hierin nu zou zulk een Commissie bemoeilijkt worden, indien het publiek debat voortging. Voor zulk een vrucht van haar arbeid is ontspanning der geesten en rustiger atmosfeer onmisbaar vereischte.

Geheel hierbuiten echter staat de quaestie waarover dit artikel handelt, de vraag namelijk, of, geheel in het algemeen genomen, een Commissie als in Art. 11 bedoeld is, al dan niet uit specialiteiten moet zijn saamgesteld.

Wij zouden dlt^een ramp achten.

Maar anderen zijn er, die nog steeds dit monopolie voor de specialiteiten opvorderen, En daarom loont het de moeite, en is het van niet gering belang, dat deze gewichtige quaestie, geheel op zich zelf, onder de oogen worde gezien.

Men weet wat onder specialiteiten staan wordt. ver

Wie voor het specialiteiten-stelsel opkomt, gaat uit van de stelling, dat waar het geneeskundige vraagstukken geldt alleen artsen, waar het theologische punten raakt alleen dominees, waar letterkundige quaesties in het spel zijn, alleen doctoren in de letteren, en zoo ook waar het rechtsgeleerd onderwijs aan de orde komt, alleen rechtsgeleerden tot oordeelen bevoegd zijn.

Zooals vroeger het stelsel gold, dat men alleen door mannen van zijn eigen stand in vierschaar kon geoordeeld worden, zoo ook houden de pleitbezorgers van het speciaUteitenstelscl staande, dat alleen zij, die met ons tot denzelfden geleerden stand behooren, in staat en bevoegd zijn onderzoek te doen naar de wijze waarop we ons ambt waarnemen.

Specialiteiten de alleen tot onderzoek en oordeel gerechtigden, voor een ieder in zijn vak.

En dit privilege der specialiteiten als zulk een natuurlijk monopolie opgevat, dat er blaam kleeft aan een iegelijk, die^^^« vakman, zich desniettemin tot het zitting nemen in zulk een Commissie vinden laat.

Ja, zoo diep zit dit gevoelen er in, dat men acht reeds met het uitspreken van zijn gevoelen gewonnen spel te hebben, en met een enkele, half spottende vraag, zijn tegenstander tot zwijgen te hebben gebracht.

Of liever nog, men acht zich op dit standpunt zóó sterk, dat men zelfs de mogelijkheid uitsluit, als kon een tegenovergesteld gevoelen in iemand met gezonde zinnen opkomen.

Wie een oogenblik anders handelde dacht niet na, handelde in overhaasting en vergiste zich, en het bloote opmerken van zijn vergissing, zal reeds genoeg en te over zijn, om hem aanstonds die vergissing te doen herstellen.

En toegestemd moet dan ook, dat dit specialiteiten-denkbeeld, bij den eersten oogopslag, zóó natuurlijk schijnt'en zich zoo vanzelf aanbeveelt, dat het zelfs vreemd zou zijn, indien het niet, bij elk voorkomend geval, dezen of genen in het gemoed greep.

Al is het dan ook, dat wij dit specialiteiten-stelsel gaan uitkleeden, toch kunnen we ons uitnemend voorstellen, dat het dezen of genen één oogenblik zelfs in de conscientie bond, en dat wie sprak, dit deed plichtshalve en uit oprechte overtuiging.

En nu ons oordeel over de quaestie.

„Keuring van publieke vrouwen, zoo vermeet gij u te schrijven, is niet de beste wijze om de voortplanting van de syphilis te bestrijden !"

»Ei zoo, wat spreekt gij, lee': , gij, prediker van het Evangelie, gij, vrouw van deftigen huize zelfs, over dit medische vraagstuk meê !

» Syphilis is eenbooze ziekte. Ook < /«> ziekte te bestrijden is het ambt van ons, geneeskundigen. Aan ons als medici komt hier het onderzoek, aan ons als deskundigen, het oordeel toe.

„Gij, leeken, weet er niets van. Maar zwijgt er dan ook over en houdt er u buiten. Wij, mannen van het vak, wij, ten deze de geroepen specialiteiten, zullen beslissen."

Dit zeggen is geen fictie.

Zoo is er gesproken, en wordt er nóg in medische kringen gesproken. Maar natuurlijk, de bestrijders der reglementeering storen er zich niet aan en de medici verliezen.

Of ook: »Tegen vaccinedwang!" roept ge. Ge richt er zelfs een bond tegen op. Ge getuigt, ge schrijft er tegen. Denk slechts aan Keuchenius' vertoogen. Zelfs in het medische der quaestie verdiept ge u tot op zekere hoogte. Ge leest wat de één enge leest wat de ander schrijft, en vormt u een oordeel. En ten leste komt heel een stapel verzoekschriften bij de Eerste Kamer in.

En ook hier weer komt het tot botsing tusschen de als leeken onmondig verklaarden, en de vakmannen uit den medischen kring.

Domme aanmatiging heet het in u, dat gij u vermeet over zulk een medisch vraagstuk een opinie te hebben, laat staan een oordeel te vellen. Zij, de heeren medici, hebben ook dit vraagstuk uitgemaakt, en waar zij als specialiteiten spraken, hebt gij het hoofd te buigen.

U, als leeken in het vak, komt noch recht van onderzoek noch recht van oordeel toe.

Een derde geval.

Een protest gaat van u uit tegen de onheilige vrucht van ons bedorven tooneel een protest zelfs tegen de sensueel-naturalistische allures van schilderkunst en literatuur, voor een deel ook tegen de afdolingen der toonkunst.

En, hoor, »Schoenmaker, bij uw leest!" klinkt het wild geroep uit den kiing der geërgerde kunstenaars u tegen. Uw pogen zelfs bespot men. Ge wordt gehoond en uitgelachen.

»Wat weet gij, plompe, aan kunstzin gespeende leek, van wat als eisch in de hoogere sferen der kunst zal gelden !

»Daar zijn wij de mannen voor. Op dit erf komt ons het zeggenschap toe, en zoo dikwijls ge u vermeet nochtans ongeroepen meê te spreken, zullen we in oud-Romeinschen toon het: »Odi profanum vulgus et arced', d. i.: »Weg gij oningewijden!" u op den drempel van onzen heiligen kunsttempel, toeroepen."

Zooals aan sommige meer Heidensche dan Christelijke Universiteiten, de student elk burger die niet studeerde voor ploert schold, of 'de lieflijke namen van sPhilistijn" en s Spiessburger" voor hem gereed hield, zoo ook trillen deze mannen der kunst van verontwaardiging, als een KzVi^-kunstman het waagt over tvat der kunst is een bescheiden woord mee te spreken.

Toch levert de historie nog ernstiger waarschuwing tegen heel deze pretentie van den vakman, tegen deze alleenheerschappij, deze despotie en dit monopolie, van de specialiteiten.

De arts wijst u als leeken terug, de mannen der kunst noemen zichzelven priesters en koorknapen.

Reeds die woordenkeus, reeds de keuze dezer namen, zegt u op welk terrein deze ongeestelijke aanmatiging der mannen van het vak het scherpst, het grievendst, het meest principieel uitkomt.

Leeken ... dat heeft elke hiërarchie van de kinderen Gods gemaakt. Leeken heeft de hiërarchie van alle gading de verlosten des Heeren gedoemd. Leeken zijn de geloovigen. En die leeken weten niets en kennen niets. In het misbruikte symbool van het schaap is hun blind-volgend wezen geteekend.

Die het weet, is ook in Christus' kerk alleen de man van het vak, bij Rome de priester, en bij ons, in onze Protestantsche kerken, de dominee.

En geen wonder.

Immers, de dominee heeft gestudeerd, de dominee kent Hebreeuwsch en Grieksch, de dominee heeft allerlei diepzinnige boeken gelezen.

Of Jesaia echt is en Johannes echt is, hoe wou een leek daarover meespreken kunnen 1 De kerkelijke idioot die geen academie bezocht, geen letter Grieksch ooit las, noch weet hoe een Hebreeuwschen Bijbel goed voor zich te leggen!

En die leeken zouden oordeelen over hem, de7i geleerden man van het vak, over hem, die in de theologie specialiteit is!

Niet te dulden aanmatiging !

De man die op den kansel staat weet het, en die goedige mannen en vrouwen, die onder den kansel zitten, hebben geeu woord in te brengen.

Hij is er om hen in en voor te lichten, niet zij om op hem aanmerkingen te maken.

En als er klacht rijst, en er moet onderzoek en oordeel volgen, goed, laat dan een paar leeken er desnoods als «stomme ouderlingen" bij zitten, maar^dan moeten het dominees zijn, die over dominees zullen oordeelen.

Een iegelijk alleen aan zijn standgenooten ondenvorpen.

Het specialiteiten-monopolie, de despotie der vakmannen ook hier.

In Roomsche landen, en ook in Luthersche kerken, is dit zelfs het kerkrechtelijk geijkte stelsel.

Daar hebben de leeken niets te zeggen. Daar zijn de ouderlingen stomme bijzitters.

Alleen in de Gereformeerde kerken, is, dank zij Calvijns energie en a Lasco's kloekheid, zoo stuitend clericalisme uitgebannei.

Op Gereformeerd erf spreekt ook de geloovige meê. Er zijn oogenblikken, waarin

een boerenknecht uit de volheid des harten zeggen zal: sGij maakt mij, o Heere, wijzer dan al mijn leermeesters". En dat metterdaad de dominee het mis, en die boerenknecht gelijk heeft.

En wel is er daarna een booze tijd gekomen, dat onder de Synodale Hiërarchie de dominees, vooral de Moderne dominees weer heel de kerk in hadden, en de geloovigen zich niet roeren mochten, en de ouderlingen er voor stommetje bij zaten.

Maar het beginsel brak toch ten leste dien ban weer.

De geloovigen riepen weer, de ouderlingen voelden hun tong weer los worden. En toen is niet door de vakmannen, niet door de specialiteiten, maar juist door 't getrouwe volk in de gemeente, en door de getrouwen onder de ouderlingen en diakenen de kerk van Christus weer vrijgemaakt en gered.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Leeken en Vakmannen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's