GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ineengroeiïng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ineengroeiïng.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Zoo ..is dan de heilige Godgeleerdheid onder.'.ons geëerd als tvetenschap, en...ak wetenschap hangt ze organisch, met de wetenschap saam. Een verband dat los wordt gerukt, als de beoefetlaars der wetenschap, . bij welk deel van hun arbeidsveld ook, de Heihge Schrift ter zijde zetten, en Gods Woord verwerpen, maar dat tot zijn recht komt en gevoeld wordt, zoodra weer alle wetenschap de beginselen der Heilige Schrift, niet naar valsche maar naar gezuiverde opvatting, d. i. de Gereformeerde beginselen eert.

En evenzoo vonden we als resultaat, dat de aldus beoefende wetenschap opkomt niet buiten de kerk, maar uit de kerk, mits genomen niet als instituut maar als organisme, en alzoo evenals-elke andere organische levensuiting van particuliere spontane'i'teit uitgaat, onder de leiding van Hem, wiens de gaven, de talenten en de gelegenheden zijn.

En eindelijk dat deze spontane levensuiting eleid en bevorderd kan worden, door enkele ersonen, door een vereeniging, of door eene nstitutaire kerk.

Thans dient derhalve gevraagd: Is dit aatste verkieslijk en geraden.' Heeft eene nstitutaire kerk hier voorkeur? Is zij hier eer dan een particuliere vereeniging tot ptreden gerechtigd.

En dan lijdt het geen twijfel, of nog altoos ijn er velen onder de Gereformeerden, die ierop zeggen: Ja. Nu wel niet voor het eheel der wetenschap, maar wel voor de etenschap der Theologie. En als grond oor dit hun zeggen, verwijzen ze dan liefst aar wat Paulus aan Timotheüs schreef, at de kerk is „de pilaar en vastigheid der aarheid."

Dit nu verstaan we volkomen.

Ja zoo weinig verwonderen we ons over eler neiging om wat de wetenschap der heologie betreft, aan de institutaire kerk e voorkeur te geven, dat we veeleer niet arm genoeg danken kunnen, dat gelukkigijk ook op dit punt zoo veler oog nog voor e diepere en juistere opvatting geopend leef. a w b g l p w

We zeggen dit niet, om het beroep op h I Tim 3 : 15. Niet toch om dat woord v an Paulus omhelsde men dit denkbeeld, e aar voor een geliefkoosd denkbeeld be­ d iep men zich op deze apostolische uit­ v praak. s

De bedoelde uitspraak luidt: „Deze dinen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u e komen, maar zoo ik vertoef, opdat gij oogt weten, hoe men in het huis Gods oet verkeeren, hetwelk is de gemeente es levenden Gods, een pilaar en vastigheid er waarheid." Nu is het buiten kijf, dat e apostel in het redeverband handelde van e kerk in haar ambtelijk optreden. De dinen, waarover hij schreef, betroffen de verischten die te stellen zijn bij de verkiezing an ouderlingen, diakenen en diaconessen. ij de inzetting van personen in het kerelijk ambt moest Timotheüs zoo ernstig ogelijk toezien, omdat het hier gold het huis Gods, " welk „huis Gods" is de geeente des levenden Gods, en daarom zijn oet een pilaar en vastigheid der waarheid. Strekt dit zeggen nu, om op de keuze van rthodoxe leerende en regeerende ouderlinen en diakenen aan te dringen.? Stellig iet. Dat ze rechtzinnig moeten zijn spreekt anzelf, maar hiervan spreekt Paulus hier et geen woord. Dit onderstelt hij. Maar etgeen waarop hij bij de keuze van preikanten, ouderlingen en diakenen hier aanringt, is dat het gocjzalige, eerbare, wakere mannen zullen zijn. .In niet minder an zeven verzen somt Paulus op wat Tiotheüs in een leeraar of ouderling moet oeken, maar onder al die vereischten is er iet één dat op de belijdenis ziet, ze zien lle op de persoonlijke levensexistentie. venzoo is het bij de diakenen en diacoessen. Alleen zou men nog kunnen zeggen, at van de diakenen staat: dat ze de verorgenheid des geloofs in een reine concientie moeten houden. Toch toont heel het erband, dat dit niet twee eischen zijn: ". dat ze de verborgenheid des geloofs moeten ouden, en 2". dat ze dit doen moeten in' en reine conscientie. Integendeel, dat de ekozene de verborgenheid des geloofs ende, wordt bij allen ondersteld, maar aarop wordt aangedrongen is dat ze dat oen zullen in een reine conscientie.

Die verborgenheid, zoo zegt het slotvers, s PMo groot, zoo heilig, zoo aanbiddelijk, dat ie geroepen worden om in het huis Gods p te treden, van zoo godzaligen wandel oeten zijn, dat ze den machtigen indruk an die verborgenheid niet verzwakken, aar sterken. Wie hen aanstelt, zal bedenen dat ze worden aangesteld, niet om in en maatschappelijk huis maar in het huis ods te verkeeren; dat ze daarom in hun igen huishouding hun proefstuk moeten ebben geleverd, want, zegt vers 5, wie ijn eigen huis niet weet te regeeren, hoe al hij voor de gemeente Gods zorg dragen; e kerk nu is gemeente des levenden Gods, n alzoo moeten de ambten op zulk een ijze bezet worden, 'dat de kerk metterdaad ij een pilaar' en vastigheid der waarheid, . i. blijkens vers 16, een pilaar en vastigeid van de verborgenheid der godzaligheid.

De apostel spreekt alzoo niet uit, dat e institirtaire kerk vanzelf en altoos de ilaar en vastigheid der waarheid is, maar at ze geroepen is om dat te zijn, dat ze it alleen is voor zoover ze de gemeente des evenden Gods is, en dat ze om dit te kunb d u d h v e m j g k S v n s d g n Z j k nen zijn, leeraren en ouderlingen, diakenen en diaconessen moet hebben, gelijk Paulus ze in vers i--13 geteekend heeft.

De voorsteüing alsof uit i Tim. 3:15 per )!je zou volgen, dat de institutaire kerk „pilaar en vastigheid der waarheid" is. Wordt dan ook lijnrecht weersproken door de historie. Zelfs op dit oogenbHk is verweg de overgroote meerderheid der geïnstitueerde kerken allesbehalve „een pilaar en vastigheid der waarheid." Denk maar aan de duizenden en tienduizenden geïnstitueerde kerken in heel het zuiden van Europa, in Rusland en zelfs in Duitschland. Ook in. ons eigen land zijn duizenden ge'institueérde kerken, en van slechts een kleine groep kan gezegd worden, dat ze in het ambt als conditio sine qua non „het houden van de verborgenheid des geloofs" in alle ambten onderstellen, en door het ambt de ware belijdenis sterken en bevestigen.

Nog duidelijker intusschen wordt dit, zoo ge u 'terugdenkt in de ijde eeuw, toen alle ge'i'nstitueerde kerken waren afgeweken, en de zuivere belijdenis van de verborgenheid der godzaligheid tegen de geïnstitueerde kerken in moest gehandhaafd worden door particuliere personen.

En tot hetzelfde resultaat leidt ons eigen verleden uit 1S34 en 1886. Ook toen toch zijn particuliere personen in tal van plaatsen tegen het ambt en tegen de geïnstitueerde kerken moeten optreden, om in en door het ambt de verborgenheid der godzaligheid weer te sterken en te bevestigen, n door reconstitutie of institutie van ambelijke kerken de geïnstitueerde kerken wéér tot een pilaar en vastigheid der waarheid te maken.

Wie alzoo i Tim. 3 : 15 in zijn verband eemt, en niet als geïsoleerde uitspraak, kan ot geen andere conclusie komen, dan dat Paulus hier verklaart, niet, wat de geïsoeerde kerk altoos is, maar wat ze zijn oet, en dat, opdat ze dit-zij, alleen odzalige mannen in het ambt mogen worden ingezet.

De geopenbaarde waarheid, de verborenheid der godzaligheid vindt in de geeente Gods haar natuurlijke draagster. aarom moet de geïnstitueerde kerk weenlijke openbaring van de gemeente des evenden Gods zijn. En dit nu kan ze lleen zijn en blijven, indien het ambt, aardoor de kerk eerst instituut wordt, ediend wordt door mannen die door hun odzaligen wandel metterdaad een aanbeveingsbrief zijn.

Er staat dan ook niet dat de kerk is de ilaar en de vastigheid des geloofs of der aarheid, maar. een pilaar en een vastigeid. Immers de waarheid kan ook door elerlei andere dingen gesterkt, gesteund n ' gemaintineerd worden, en ze is dit geaan in al die perioden; der historie van roeger en van later tijd, toen juist de geïntitueerde kerk het niet was, en deswege bestreden moest worden.

Was de geïnstitueerde kerk in absoluten in, de eenige pilaar en vastigheid der waareid, dan zou, toen eenmaal de geïnstituerde kerk inzonk en afdaalde, de waareid, als we zoo zeggen mogen, voor den rond hebben gelegen. Doch dit is niet zoo eschied, ook waar de geïnstitueerde kerk phield het te zijn, heeft God op heel anere wijze „een pilaar en vastigheid" aanzijn aarheid geschonken.

Dat de Roomsche kerk hier de absolute pvatting huldigt is natuurlijk. Valt alle nderscheid tusschen de kerk als zichtbare erschijning en onzichtbaar wezen weg, dan s ivaarheid datgene wat het instituut beijdt en leert, en kan er van actie tegen het nstituut nooit sprake zijn. Maar zoo is het iet onder ons. Wij zeggen, vóór alle dinen heeft de geïnstitueerde kerk de roeing, om een pilaar en een vastigheid der aarheid te zijn, en opdat ze dit zij, moet n het ambt niemand staan, dan die de erborgenheid des geloofs houdt in een eine conscientie, en door zijn godzaligen andel die verborgenheid aankweekt en lzoo sterkt.

Dat we veler neiging, om de beoefening er Theologische wetenschap liever van de eïnstitueerde kerk dan van particulieren te ien uitga; an, verklaarden zeer wel te berijpen, is dus in het minst aiet om wat in Tim. 3 : IS staat.

Neen, die neiging is veeleer daaruit geboen, dat in den aanvang van deze eeuw de penbare Universiteiten, en zoo ook de aculteit der Theologie, ten onzent van de aarheid zijn afgevallen, zoodoende ongeoövige predikanten hebben gekweekt, en oor die ongeloovige of halfgeloovige preikanten, het geloofsleven in de kerken beorven en vervalscht hadden.

Dit droeve feit kweekte op zeer natuurijke wijze de overtuiging, dat in de Uniersiteit het bederf zat, en dat men niet eter kon doen, dan weer te vluchten in e School die van de geïnstitueerde kerken itging.

Het stond er juist omgekeerd meê als in e dagen der Reformatie.

Op het laatst der Middeleeuwen was geeel de beoefening der Theologie in handeii an de geïnstitueerde kerk. De kerk had lk hoogleeraar in de Theologie in haar acht. En toen was het bederf der kerk uist eefi gevolg geweest van deze kerkelijk eijkte Theologische wetenschap.

Vandaar dat destijds van Gereformeerden ant het geroep uitging: Geen kerkelijke chool, maar de Universiteit!

In onze eeuw daarentegen had men aanankelijk niet anders dan de Universiteit, en u van die Universiteit het bederf in de kerk loop, keerde het geroep om en werd: Kiet e Universiteit, maar een School van de eïnstitueerde kerk ! I l It f?

Dat was zóó begrijpelijk en natuurlijk, dat iet alleen hier te lande, maar evenzoo in witserland, Engeland en Amerika la'ig' aren geen ander denkbeeld opkwam, h" eer kwam hierin eerst, toen de Wet op het

Hooger onderwijs in 1876 vei'anderd werd, en met die wijziging vanzelf het geheel nieuwe denkbeeld opkwam, om te komen tot een universitaire beoefening der wetenschap, maar nu op den grondslag van diezelfde beginselen, die de geïnstitueerde kerken in haar belijdenis beleden.

De empirie kon hier den doorslag niet geven, want de empirie in de dagen onzet vaderen was juist vlak het omgekeerde van de empirie, die wij in deze eeuw opdeden.

Waar nu de empirie u in twee verschillende perioden tot een geheel tegenovergestelde conclusie zou brengen, laat ze u voor het trekken van een conclusie in den steek. En in zulk een geval nu hebt ge van de evipirie op de beginselen terug te gaan, aan de eerste beginselen het richtsnoer te ontieenen, dat de empirie u niet geven kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Ineengroeiïng.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's