GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Inlandsche Christenen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Inlandsche Christenen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 November 1900.

Geconstateerd mag, dat de quaestie der Inlandsche Christenen door de schriftelijke gedachtenwisseling over de Begrooting van Neêrlandsch Indië dit jaar dan toch een merkbare schrede verder gekomen is.

Het talmen der Indische autoriteiten moede, heeft de Minister van Koloniën zelf ten slotte een schets ontworpen, waarover nu hun oordeel zal gevraagd worden, en deze schets heeft hij in zijn Memorie van Antwoord ter algemeene kennis gebracht.

Ziehier wat we desaan gaande in die Memorie lezen:

Bij die uiteenzetting stelde de ondergeteekende zich op het standpunt dat eene gelijkstelling van den Christen-inlander met den Europeaan, niet alleen privaatrechtelijk maar ook publiekrechtelijk, geen aanbeveling vr^rdient, voorshands zelfs niet mogelijk is te achten, omdat de tallooze excepties op het voor Euro peanen geldende recht, die ook de voorstan ders dezer gelijkstelling noodzakelijk achten, haar niet anders zouden doen zijn dan een schijnvertooning, terwijl het de vraag is of tal van inlandsche Christenen zelf met die gelijkstelling zouden zijn ingenomen. Het Ncderlandsch zendelinggenootschap zeker niet, welks streven op Oost-en Midden-Java steeds geweest is den Christen-inlander vóór alles Javaan te doen blijven. Eene publiekrechtelijke gelijkstelling met Europeanen zou uit den aard der zaak niet tot bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indië kunnen worden beperkt, en het springt in het oog dat het niet aangaat den pas gedoopten Batakker dezelfde rechten te geven als bijv. den Ambonnees, wiens voorouders reedssedert eeuwen het Christendom belijden. Die gelijkstelling zou — als reeds is gezegd — tallooze excepties noodzakelijk maken; hoe zou den die voor geheel Indië zijn pasklaar te maken? Zou zij niet tevens ten aanzien van justitie, politie en bestuur eene organisatie na zich sleepen, die onze financieele krachten ver te boven gaat? Het enkele feit van te zijn gedoopt, mag geen aanleiding zijn om den inlan der en zijne kinderen over te brengen in een recht, dat niet voor hen past ea uitsluitend op een ander ras, de Europeanen, berekend is. Christendom en beschaving brengen wel is waar den inlander meer en meer nader bij den Europeaan, maar daarmede is de wenschelijkheid niet bewezen, dat het meerendeel der voor Europeanen geldende bepalingen op alle inlandsche Christenen toepasselijk moet zijn.

Wegneming van onzekerheid (vage adat) door codificatie van het recht, dat aan zijne behoeften voldoet en zich aanpast aan zijne rechts begrippen, is hetgeen de inlander in het algemeen (en niet alleen de Christen-inlander) behoeft. Wel zal er ten aanzien van den Christeninlander speciale regeling noodig zijn van die deelen van het recht, die direct verband houden met de Christelijke samenleving en inrichting van het gezin, maar ten aanzien van het vermogensrecht kan het belijden van den Christelijken godsdienst weinig verschil opleveren, tenzij in het gemeenschappelijk bezit van gronden met andere inlanders.

Codificatie der onzekere adat neme in de eerste plaats een aanvang bij hen, die haar het meest behoeven, nl. de Christen inlanders. Die codificatie algemeen te doen zijn, is voorshands niet wel mogelijk; de toestanden zijn daartoe te uiteenloopend. Maar wel is het mogelijk, verschillende codificatiën in het leven te roepen voor die plaatsen of streken, die daaraan het meest behoefte blijken te bezitten. Als zoodanig komen in de eerste plaats in aanmerking die waar Christenen gevestigd zijn, omdat de door inlandsche Christenen gehuldigde opvattingen voor een deel overeenkomen met die door Europeanen voorgestaan. Op die wijze zal de verspreiding van het Christendom indirect worden bevorderd, indien men er zich toe bebipaalt de belemmeringen weg te ruimen, die aan het wortel schieten en de ontwikkeling van het Christendom in den weg staan. Vooral het familie-en erfrecht van den Christeninlander moet ontwikkeld kunnen worden in den geest van dat voor Europeanen.

Bij zoodanige codificatie zal natuurlijk met groot overleg zijn te werk te gaan, en eerst na deskundig, ernstig plaatselijk onderzoek zal daartoe kunnen worden besloten. Voor dergelijk zoo spoedig mogelijk aan te vangen onderzoek, door een daarvoor bijzonder geschikt persoon, bracht de ondergeteekende vooral de Minahassa in aanmerking, omdat daar het Christendom onder de bevolking overheerschend is; evenwel zonder dat daardoor voor bereidingen voor andere streken, waar vele inlandsche Christenen zijn, behooren te worden uitgesloten. De eventueele toekomstige regeling zou zich eerst in hoofdzaak moeten bepalen tot familie-en erfrecht; zoomede tot den burgerlijken stand. Tusschenkomst van de weeskamers zou daarbij moeten worden uitgesloten, maar de gelegenheid geopend moeten worden om op weinig kostbare wijze authentieke akten te verlijden, terwijl ook de; gevolgen van overgang tot-en afval van het Christendom zullen moeten worden geregeld. Is voor de Minahassa eene codificatie tot stand gekomen, dan kan men weldra verder gaan en haar als basis of norma aannemen voor hetgeen elders behoort te geschieden, natuurlijk rekening houdende met plaatselijke verschilpunten. Wat betreft den burgerlijken stand zou het denkbeeld kunnen worden overwogen om zich de medewerking van zendeUngen (geestelijken) te ver zekeren.

Staat het op die wijze vast wat (gewijzigd of ongewijzigd) van de genoemde onderwerpen van de adat in de codificatie behoort over te gaan, dan komt het verbintenissenrecht aan de beurt, dat waarschijnlijk in beknopte afmetingen aan het Europeesche recht kan worden ontleend. Het landbezit zal echter speciale regeling behoeven, overeenkomstig de instellingen en gebruiken van den inlander.

In verband met deze denkbeelden, zou hel aanbeveling verdienen het 4de lid van art. 109 van het Regeeringsreglement te wijzigen, afgescheiden van andere wijzigingen, die het genoemde artikel naar de meening van sommigen zou moeten ondergaan. Vastkoppeling van deze materie aan eene principieele herziening van aft. 109, zou de afdoening dezer urgente aangelegenheid noodeloos belemmeren.

Prijs stellen we in deze schets vooral op de verklaring, dat de 4e alinea van Art. 109 niet onaangetast behoeft te blijven.

Gelijk men zich herinnert, had de Minister bij de behandeling van het wetsontwerp, strekkende om de Japanneezen met Europeanen gelijk te stellen, de meening doen ontstaan, als dacht hij Art. 109 in elk geval ongewijzigd te behouden.

Nu zegt hij wel nog alleen, dat wijziging van alinea 4 van Art. 109 aanbeveling verdient, en nog niet dat zo onmisbaar is. Maar we zijn reeds veel gevorderd, zoo de Regeering aanbevelingswaardig acht wat ons noodzakelijk voorkomt.

Heel het artikel 109 luidt aldus:

De bepalingen van dit reglement en van alle andere algemeene verordeningen, waarin sprake is van Europeanen en inlanders, zijn, waar het tegendeel niet bepaald is, toepasselijk op de met hen gelijkgestelde personen.

Met Europeanen worden gelijkgesteld alle Christenen en alle personen, niet vallende in de termen der volgende zinsnede.

Met inlanders worden gelijkgesteld Arabieren, Mooren, Chineezen en allen die Moharnedanen of heidenen zijn.

De inlandsche Christenen blijven onderworpen aan het gezag der inlandsche hoofden, en met opzigt tot regten, lasten en verpligiingen, aan dezelfde algemeene gewestelijke en gemeentelijke verordeningen en instellingen, als de inlanders die het Christendom niet belijden.

De Gouverneur Generaal kan, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch Indië, uitzonderingen maken op de toepassing der in dit artikel gestelde regels.

De vierde alinea hebben we cursief gedrukt, om duidelijk te doen uitkomen, wat gewijzigd moet worden.

Dat heel het artikel wijziging zou moeten ondergaan, is in dit verband nooit van antirevolutionaire zijde beweerd.

Zoo vorderen we dus.

Toch zal de weg lang zijn.

De Minister wil beginnen met de Minahassa. Eerst als men daarmee gereed is, zal men de daar ingevoerde denkbeelden ook elders toepassen. Edoch langzaam. Eerst het familie-en erfrecht. Dan de burgerlijke stand. Daarna het verbintenissenrecht. Stel u nu wel voor, hoevele jaren een Indische regeling noodig heeft om tot stand te komen, en ge zijt het met ons eens, dat dit gedeeltelijk pre gram er allicht nog in geen tien jaar aan toe is, om uitgevoerd te worden, vooral nu deze Minister verklaarde te willen heengaan.

Verdwijnt nu inmiddels deze Minister, en denkt zijn opvolger er weer anders over, dan hokt het weer voor vele jaren. Inmiddels komt er weer een andere Gouverneur-Generaal, die op zijn beurt weer andere denkbeelden is toegedaan. En zoo schuift het dan mogelijk op de lange baan; een baan die dan zeer lang kan worden.

En toch, al ware dit alles geregeld, dan is men er nog niet.

Juist waar niet, als ia de Minahassa, de meerderheid der bevolking Christen is, maar waar, gelijk op Java, kleine groepen Christenen in geheel Mohamedaansche dessa's leven, zal de regeling het critiekst zijn, en daar juist het meest critiek op die punten, die het meest van nabij de verwerping van het Mohamedaansche geestelijk gezag door elk Christen raken, d. i. in het staatsrecht en strafrecht.

Gevorderd zijn we dus, en hier verheugen we ons over. Maar we verheugen ons niet zonder vreeze. De Administratie van Indië heeft reeds zoovele schoone verwachtingen óf eindeloos uitgesteld, óf in rook doen opgaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Inlandsche Christenen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's