GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nadere correspondentie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nadere correspondentie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, i8 Mei 1906.

Gelijk men zich herinneren zal, vi^aren in Friesland sommige broeders bezorgd, dat de splitsing hunner kerken in twee particuliere Synodes nadeelig zou blijken voor de belangen die de Friesche kerken gemeenschappelijk verzorgen, zooals de Zending enz. We wezen er daarom op, dat niets de Friesche kerken belette voor deze gemeenschappelijke belangen een nadere correspondentie aan te gaan of zelfs een vereenigde zitting van beide Synodes te houden.

Ds. de Geus, die dit denkbeeld overnam, schreef in de Friesche Kerkbode een uitnemend artikel, waarin hij eerst uiteenzette, op welke wijze deze „nadere correspondentie" ontstaan was, hoe ze in onze oude Gereformeerde kerken practisch geregeld was en daarna in Art. 48 van onze Kerkenorde officieel werd gesanctionneerd.

Hoewel we met den hoofdinhoud van dit artikel van harte onze instemming betuigen, veroorloven we ons toch enkele kantteekeningen te maken, die Ds. de Geus wel als broederlijke critiek zal willen beschouwen.

Naar het ons voorkomt, legt Ds. de Geus wel wat al te veel nadruk op de gevaren, die aan zulk een nadere correspondentie verbonden kunnen zijn. Die bezwaren zijn volgens hem tweeërlei. Vooreerst, dat de deputaten eener sterkere Synode wel eens wat veel pverwicht konden doen gelden op een zwakkere Synode, v/aardoor aan de zelfstandigheid der particuliere Synodes zou tekort worden gedaan. Al ontkennen we dit bezwaar niet, we gelooven toch dat men hier niet overdrijven moet. Deputaten eener naburige Synode kunnen, zelfs al kregen ze stemrecht, nooit meer dan twee of drie stemmen uitbrengen en van overheersching kan dus geen sprake zijn, tenzij dan door de overtuigende kracht hunner argumenten. Dat in den eersten tijd onzer Kerken, toen alles nog ongeordend was, een sterkere provincie zich wel eens wat veel inliet met de huishoudelijke aangelegenheden eener naburige provincie, is geen reden om voor herhaling van dit kwaad te vreezen, nu de toestanden geheel anders geworden zijn. De beslissende macht berust toch altoos bij de leden der eigen Synode. Bovendien kan kwalijk ontkend worden, dat de persoonlijke invloed van deputaten eener naburige provincie soms zeer nuttig gewerkt heeft. Op de particuliere Synode van Zuid-Holland in 1618 hebben de afgevaardigden der Noord-HoUandsche Synode, die tot de meest besliste Gereformeerden behoorden, niet weinig er toe bijgedragen om de Synode van Zuid-Holland in Gereformeerd spoor te leiden. Ook in Utrecht en andere provinciën is hetzelfde geschied en zoolang deze invloed alleen geoefend wordt door argumenten en adviezen, is daartegen ook geen het minste bezwaar. De zelfstandigheid van een kerkeraad wordt niet teniet gedaan, wanneer hij advies ontvangt in moeilijke omstandigheden van een Hoogleeraar in het Kerkrecht. En de zelfstandigheid eener particuliere Synode wordt evenmin aangerand, wanneer deputaten eener zuster-synode haar dienen van advies.

Moeilijker is natuurlijk de vraag, in hoeverre aan deze deputaten ook een beslissende stem kan worden toegekend. Ds. De Geus merkt terecht op, dat vroeger als regel gold, dat deputaten eener naburige Synode alleen dan stemrecht hadden, wanneer het besluit ook hunne kerken aanging, zoo bijv. wanneer een Generale Synode verzocht moest worden, hulp moest worden verleend aan buitenlandsche Kerken enz. Hij stelt daarom voor dat de a.s. Particuliere Synodes het volgende voorstel zullen aannemen:

de Particuliere Synode van Friesland (zuidelijk gedeelte), de eenigheid der Gereformeerde kerken inde provincie Friesland zooveel mogelijk wenschende te behouden, en lettende op Art. 48 der D. K. O., noodigt de Partic. Synode van Friesland (noordelijk gedeelte) uit, tot het houden van correspondentie.

Daartoe verzoekt zij aan de Particuliere Synode in het Noordelijk deel, twee broeders te willen aanwijzen, die door de Synode, kerk ullen worden genoodigd op de e.y. Particuliere ynode in het Zuiden, om deel te nemen aan ie vergadering met adviseerende stem in de zaken die uitsluitend de kerken van Friesland (Z. G.) betreffen, maar met beslissende stem in alle andere zaken;

en deelt zij mede, dat zij tot hetzelfde doel aangewezen heeft de broeders die op dezelfde conditie als bovengenoemd genoodigd, gaarne aan de vergaderingen van de Partic. Synode van Friesland N. G. zullen deel nemen.

Naar het ons voorkomt, is dit voorstel volkomen in den haak, bakent het de grenzen van de bevoegdheid der deputaten op juiste wijze af en zullen de particuliere Synoden in Friesland wijs doen met dit voorstel in ernstige overweging te nemen.

Het tweede bezwaar van Ds. De Geus tegen de nadere correspondentie is, dat daardoor de noodzakelijkheid eener Generale Synode minder sterk gevoeld zal worden, en door de nauwe verbinding van twee of meer particuliere Synodes wel eens gederogeerd zou kunnen worden aan de bevoegdheid der Generale Synode. Het is zeker waar, dat inde 17e en i8e eeuw, toen de Generale Synodes door de Overheid belet werden, de Kerken door deze onderlinge correspondentie in het gebrek eener Generale Synode hebben trachten te voorzien, en daardoor wellicht de prikkel om tot-een Generale Synode te komen, eenigszins verflauwd is. Maar nu onze Kerken, gelijk Ds. De Geus terecht opmerkt, reeds zeventig jaar lang geregeld hare Generale Synodes houden, kan van dit bezwraar toch geen sprake meer zijn. En evenmin is de bedenking juist, dat door deze correspondentie de rechten der Generale Synode zouden kunnen worden aangetast. De bevoegdheden der Generale Synode zijn door de Kerkenordening geregeld. De Generale Synode alleen kan besluiten nemen over zaken, die alle Kerken in 't gemeen aangaan. Een of twee particuliere Synodes bijv., die besloten op eigen hand een nieuwe Bijbelvertaling uit te geven, — Ds. De Geus noemt dit voorbeeld, —zouden daartoe volgens onze K. O. de bevoegdheid missen. Wanneer voorts door „nadere correspondentie" tal van moeilijkheden uit den weg geruimd kunnen worden, die anders door de Generale Synode beslist zouden moeten worden, ligt hierin eer een voordeel, dan een nadeel. Onze K. O. zelf schrijft voor, dat alleen die zaken, die op de mindere vergaderingen niet beslist kunnen worden, op de meerdere moeten gebracht worden. Het agendum onzer Generale Synodes is gewoonlijk zoo overladen, dat de tijd voor ernstige beraadslaging over gewichtige quaesties wel eens ontbreekt. Hoe meer het agendum ontlast wordt, hoe beter dit voor den arbeid der Generale Synode zal wezen.

Ten slotte veroorloven we ons nog op te merken, dat het houden van vereenigde zittingen van twee particuliere synodes voor een bepaald doel zeker niet minder aanbeveling verdient, dan onderhandeling door deputaten. Het beswaar door sommigen geopperd, dat de K. O. van zulke gecombineerde zittingen niet af weet en daardoor tusschen de Generale Synode en de particuliere synode een soort tusschenvergadering zou ingeschoven worden, gaat o. i. van een onjuiste beschouwing van ons Kerkrecht uit. Vooreerst is een gecombineerde vergadering van twee lichamen voor een bepaald doel niet een nieuwe soort „meerdere vergadering", evenmin als wanneer bijv. twee kerkeraden op een bepaalde plaats nu en dan gezamenlijk vergaderen, om beslissingen te nemen over den Zendingsarbeid enz., daardoor een „meerdere vergadering" tusschen den Kerkeraad en de Classis gevormd wordt. En in de tweede plaats is het aantal der meerdere vergaderingen volstrekt niet een Goddelijk voorschrift, alsof men overal en te allen tij de juist de opvolging van classes, particuliere synodes en generale synodes zou moeten hebben. Een combinatie van meerdere provincies voor een bepaald doel (mits niet voor de algemeene belangen der Kerk) kan zelfs nuttig en wenschelijk zijn en wordt noch door Gods Woord noch door de Kerkenorde verboden. De particuliere synode van Noord-en Zuid-Holland hebben een gezamenlijke vergadering gehouden over de zaak van Caspar Coolhaes en niemand heeft dit ooit in strijd geacht met de Kerkenordening. De wettische opvatting van onze K. O., die aan dit bezwaar ten grondslag ligt, is in strijd met heel den aard van onze Kerkenorde, die zooveel mogelijk de vrijheid der Kerken eerbiedigt en voor alle dingen vraagt wat tot den welstand der Kerken dienen kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Nadere correspondentie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's