GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WERELDEN.

ZANDHOEVE.

I.

Aan het einde van de lange, heel lange dorpstraat, waarin mijn verhaal begint, was een plek, waar menigmaal een vreemdeling die de plaats bezocht, een oogenblik staan bleef.

Wat daar dan te zien was ?

Dat zal ik u vertellen.

Dat zal ik u vertellen. 't Dichtst aan de straat vertoonde zich een zwart ijzeren hek met scherpe puntspijlen die, — 't prikkeldraad was toen nog niet uitgevonden, — het overklimmen heel onraadzaam maakten. In 't midden ging het hek in tweeën open. Op elk der openstaande gedeelten prijkten zwaar vergulde letters, die te zamen het woord Zandhoeve vormden.

Vreemd genoeg. Want noch van zand noch van een hoeve was hier iets te bespeuren.

Achter het hek lag een smalle strook grond, lief beplant met boompjes, heesters en bloemen. Vlak tegenover den ingang verhief zich een woning van twee verdiepingen met een torentje er op. Onder de klok die dit torentje versierde las men weder Zandhoeve.

Naast het voormelde huis stonden aan weerskanten zeven kleinere, alle volkomen uiterlijk aan elkaar gelijk. De huisjes waren zeer net onderhouden en hadden elk een tuintje, dat als men den hoek der straat omsloeg zichtbaar was. Om al die tuintjes heen liep weer een hoog hek. Dit al en ook de ouderwetsche bouwtrant der woningen, deed denken aan een stichting uit vroeger dagen. Maar hoe die aan haar naam kwam begreep niemand en voor wie de huizen bestemd waren, vroegen vaak de vreemdelingen, die in het dorp kwamen, maar dikwijls zonder een antwoord te ontvangen dat hun voldeed.

Straks zal blijken, hoe dat kwam.

In het grootste der vijftien huizen, woonden in den tijd waarvan ik hier spreek vijf menschen, die drie opeenvolgende geslachten vormden. Tot het oudste behoorde de grootvader, een man van om en bij de zeventig, maar nog niet grijs en evenmin verzwakt van ouderdom. Hij had een vriendelijke oogopslag en een zeer innemend voorkomen. Zes dagen van de zeven droeg hij een blauw lakensch pak, dat wel ouderwetsch was, maar hem een deftig voorkomen gaf. Dit paste dan ook wel voor den man, die in heel het dorp bekend stond als „de vader van Zandhoeve”.

Behalve van Zandhoeve was de oude heer ook vader van de vrouw des huizes, die met zijn schoonzoon mede het huis bewoonde. De schoonzoon die Ter Laan heette, was iemand in de kracht des levens en van beroep opzichter over wegen en bruggen, zoodat hij vaak van huis moest zijn. Zijn vrouw die veel naar 't uiterlijk op hun vader geleek was daarentegen nergens liever dan op Zandhoeve.

Tot het jongste geslacht behoorden hun twee kinderen: Rika en Kobus. Rika was een jaar of veertien, Kobus twaalf jaar oud.

Er was echter nog een grooter verschil tusschen die beiden, dan dat in jaren alleen. Rika had een fijn, aanvallig gezichtje, was tenger en had daarbij iets ernstigs over zich, dat, zoo men zei 't gevolg was van een zware ziekte, waaraan zij vroeger had geleden. Wel kon zij vroolijk zijn, en was zingen haar lust (zij had trouwens een fraaie stem) maar 't kon gebeuren toen zij nog op school ging, dat zij midden in een vroolijk spelletje met andere meisjes plotseling naar huis liep om stil te gaan zitten lezen of met de hand onder 't hoofd in een hoekje te gaan peinzen of althans rustig zitten. Als moeder haar zoo vond, schijnbaar niets doende, volgde altijd een bestraffing. „Wat heb je er toch aan, zoo ledig te zitten, " zei moeder dan. „Je kunt toch wat uitvoeren, of gaan spelen". Én dan stond Rika verlegen op en deed wat moeder wilde, maar een week daarna ging het weer net als te voren. „Zij kan vreemd doen" zeiden de msnschen. En dat was zoo. Toch hield ieder veel van haar, o. a. wijl zij vriendelijk was jegens elk, en nooit te traag om anderen een dienst te doen.

De dikwangige Kobus met zijn blozende wangen, stak zeer af bij zijn zusje, zoo zelfs dat als die twee samen liepen, en dat gebeurde vaak, soms we: l iemand uit de grap zei: „Daar gaan eerste kwartier en volle maan". Al werd dit wat achteraf gezegd, beiden hadden er toch wel eens iets van gehoord. „Eerste kwartier" vond het ver van aardig, maar „volle maan" lachte er oro, en zei „beter overvloed dan gebrek.”

Maar niel alleen in uiterlijk verschilde Kobus van zijne zuster. Hij was bij 't spelen de eerste, en in het boich beter op zijn plaats zeker dan in school Wel had de meester geen reden om over hem te klagen, maar voor ziju genoegen te gaan zitten lezen, dat was iets, waar Kobus niet aan dacht. Hij speelde liever in 't ruwe, oude bosch, tusschen denneboomen en braam struiken, den „slag van Waterloo", en hoe meer er dan gevochten werd, en hoe meer er in 't zand buitelden, hoe prettiger hij het vond. De Zandhoeve was goed om er te eten, tedricken, en te slapen, maar in het bosch leefde onze vriend eerst recht.

Zoo hebben we dan kennis gemaakt met de drie geslacuten die de Zandhoeve bewoonden, of liever het middelste huis, op den tijd waarvan we hier spreken, 't Is goed, gelijk later blijken zal, dat we het eenigzins leerden kennen. Ik moet er echter nog iets bij vertellen.

Zooals ge weet, werd de oudste der huisgenooten in het dorp de vader van de Zandhoeve genoemd. Dat zag niet op hem als hoofd van het geslacht, maar op heel iets anders. Hij was nemeiijk „vader" in dubbelen zin; vooreerst van zijn kinderen, maar dan ook op andere wijs van al de veertien gezinnen, die behalve het zijne, op de Zandhoeve woonden.

Ge moet namelijk weten, dat de huizen die samen zoo heetten, bijeen behoorden en saam een soort van gesticht vormden of zoo iets als wij wel een hofje noemen. De huizen dienden toe woning aan lieden, die 't niet te breed badden, goed van handel en wandel waren, en wier geslacht minstens tachtig jaar in het dorp had gewoond. Eenige heeren waren be stuurders er/an en zeiden wie er op mochten. Kwam er een huisje leeg dan waren er altijd meer liefhebbers dan ruimte. Want men woonde op de Zandhoeve mooi en kosteloos, had een aardigen tuin en was zeker niet te behoeven te verhuizen, althans zoolang men niet zelf wilde, of niet de groote verhuizing kwam, die elk van ons wacht.

Om op de huisjes toezicht te houden, het noodige op te schrijven en de heeren in te lichten was er een „vader" aangesteld, die echter — dat begrijpt ge — over zijn „kinderen", soms even oud als bij, weinig te zeggen had. De toenmalige vader van de Zandhoeve was bij al de bewoners in achting en als een vroom en liefderijk man bij velen bemind. Als zij hem op 7.ijn vetjaardag „nog vele jaren" toewenschten, was dit evenzeer om den jarige, als om hun zelfs wil. Nu, dat mocht wel, en 't kan ook een zegen des Heeren wezen, als de menschen blij zijn, dat ze ons nog mogen be houden.

CORRESPONDENTIE.

O. D. Kzn. te A, Zoodra mogelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's