GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nu we na het zomerreces

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nu we na het zomerreces

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 11 Sept. 1914.

Nu we na het zomerreces onzen persarbeid weder opvatten, richt zich de blik als van zelf in de eerste plaats naar den oorlog, die zoo plotseling in Europa ontbrandde, om te vragen wat deze wereldkrijg in geestelijk opzicht ons te z^gen heeft.

Want al bleef ons volk, door de goede gunste Gods over ons, dusver voor de rampen van den oorlog gespaard, toch leven R we te diep het leven der Christen-volkeren in Europa mede, om niet met hen te gevoelen al het ontzaglijke wee, - dat door dezen oorlog over hen werd gebracht. En ook ofis eigen land lijdt door de zware financieele crisis, die geheel Europa teistert, door den stilstand' van handel en nijverheid, door het op de been houden van heel onze legermacht op de grenzen, en door de zware geldelijke lasten, die straks op ons gelegd zullen worden. Terwijl het gevaar, dat v^^e wellicht gedwongen zullen worden in dezen wereldkrijg mee te strijden en ons goed en bloed te offeren voor de onafhankelijkheid van ons vaderland, als donkere onweerswolk dreigen blijft aan onzen hemel en menig hart met angst en. schrik vervult.

Zoo is de droom der humanisten, alsof de menschheid] door beschaving al verder voortschrijdend op den weg der zedelijke volkomenheid, vanzelf aan den gruwel van den oorlog ontkomen zou, wel een ijdele waan gebleken. Trots alle vredesconferentiën, die werden gehouden, de arbitrage-verdragen , die werden gesloten, en de meest vredelievende uitingen van staatshoofden en ministers, barstte toch een oorlog uit, die in omvang en in ontzetteödheid overtreft al wat de wereldgeschiedenis ons deed aanschouwen. Niet huurlegers, maar hèele volkeren staan op het slagveld tegenover elkander. De honderdduizenden van vroeger hebben thans voor ^ millioenen plaats gemaakt. De veldslagen duren niet Uren, maar dagen achtereen. De verliezen aan gekwetsten en dooden zijn grooter dan ooit te voren. En wat nog het ergste is, wel verre van daar dat deze oorlog althans op meer humane wijze zou gevoerd worden, schokt het hart van ontroering, wanneer het leest, hoe elk der oorlogvoerende partijen de andere beschulr digt van beestachtige wreedheid op gewonde soldaten en weerlooze burgers gepleegd, en we zien, ~hoe heele .dorpen en steden worden geplunderd, platgeschoten of verbrand. En wie zal het zeggen, hoever de thans ontstane oorlogsbrand in de toekomst zich uitbreiden zal en welke beteekenis hij voor het bestaan van Christus Kerk zal krijgen ? ., Niet alleen, dat de kleine staten van Europa, die thans nog buiten den strijd staan, , zoodra de krijgstactiek of het eigenbelang der Mogendheden dit eischt, meegesleept zullen worden in den krijg, maar wie gelooft, dat Italië zich op den duur onzijdig zal houden ? Dreigt het gevaar niet evenzeer van de zijde van Turkije, dat zich reeds tot de tanden wapent en niets liever zou doen dan wraaknemen over de vernedering, waaraan het in den Balkan bloot stond? Zal Duitschland, om Engeland's macht te fnuiken, Turkije niet bewegen straks den heiligen oorlog uit te roepen in Egypte en Indië, waar al wat den Islam volgt, mokt en wroet tegen de opperheerschappij van het Christelijk Engeland ? Sn wanneer de krijg naar Affika en Azië wordt overgebracht, zal de reeds zoo gespannen verhouding tusschen het heidensche Japan en het christelijke Noord-Amerika dan niet tot een crisis voeren ? En voelt men dan niet, hoe de worsteling om de macht, die thans als een v^aanzin de volkeren heeft aangegrepen, tegelijk een worsteling zou kunnen worden, waarbij heel het voortbestaan van oiize Christelijke cultuur en haar heerschappij over de heidensche volkeren op het spel zou komen te staan ? Want als het Christelijk Europa, dat dusver door zijn geestelijk overwicht, en door de macht zijner legers de massale heidenwereld in Azië en Afrika in bedwang hield, door onderlingen strijd geheel uitgeput zal wezen en machteloos ter neer zal liggen, zal dan deze heidenwereld zich niet opmaken om aan dé suprematie der Christelijke volkeren zich te ontworstelen ? Teekent het niet, dat Japan reeds thans-zich mengde in den oorlog van Europa om van de ongelegenheid, waarin Duitschland zich bevindt, gebruik te maken ten einde aan dit Christelijk land een kolonie, waarvan als brandpunt de Christelijke beschaving kon uitgaan, te ontrukken en weer terug te geven aan het heidensche China ï En weet ieder, die het Oosten kent, niet, hoe het daar reeds lang in het verborgene gist en woelt, hoe steeds sterker de drang wordt om het juk der Europeesche volkeren af te schudden, en welke betoovering de leuze oefent, dat Azië voor de Aziaten moet worden opgeëischt?

Zoo logenstraft de realiteit de utopie der pacificisten en bevestigt ze, wat de Schrift ons leert, dat niet .wereldvrede, maar wereldkrijg het einde der geschiedenis zal wezen. Zeker, ook ons wekt het heilig ideaal, dat Israel's profeten ons geteekend hebben, van een aarde, waarop gerechtigheid wonen zal, waarop de zwaarden tot spaden en de spiesen tot sikkelen zullen geslagen worden en het eene volk tegen het andere geen zwaard meer zal ophefifen en zij den krijg niet meer zullen leeren. Maar wij weten ook, dat dit heerlijk ideaal op deze aarde niet bereikt kan worden, en dat het eerst vervuld zal worden op de nieuwe aarde, waar geen zonde meer wezen i^al. En hoezeer het menschelijk hart ook getuigen moge tegen al de gruv^eleii en jammeren, die de oorlog over de volkeren brengt, we weten, dat om der zonde wil oorlogen en krijgen tot het einde toe blijven zullen, en we daarin een gericht Gods hebben, te zien.

Vandaar, dat het ook diep gevoeld is bij alle Christelijke kringen in ons volk, hoe we, nu God de Heere met zoo schrikkelijken oorlog Europa bezoekt, voOr alle dingen ons te verootmoedigen hebben voor Hem. Er gaat een oordeel Gods over de volkeren van Europa. Aan wien de schuld te wijten is, dat deze oorlog ontketend werd, voegt ons niet te beoordeelen. Of het Oostenrijk's keizer was, die vreesde voor het ineenstorten van zijn rijk na zijn dood, of Engeland, dat de machtsuitbreiding van Duitschland niet dulden kon, of usland, dat om de hegemonie op het vasteland van Europa dong, of het militairisme in Duitschland, dat reeds lang naar den krijg haakte, of Frankrijk, dat nog altoos naar revanche dorstte, doet er niet toe. Niet een der staten van Eilropa durft openlijk de verantwoordelijkheid voor. dezen oorlog op zich nemen. De een schuift de schuld op den ander. En in den diepsten grond schuilt de schuld niet bij een, maar bij allen, omdat zij door 't opdrijven van leger en vloot lasten op de volkeren hebben gelegd, die niet langer te dragen waren. Maar wie als profeet op den wachttoren staat en van de hoogte van het raadsbesluit Gods op . het woelen der menschen neerziet, vraagt niet in de eerste plaats naar de menschelijke oorzaken, waardoor deze ramp over Europa gekomen is, maar belijdt, dat het regiment in de handen van den Heere onzen God is; dat Hij oorlog en vrede schept, en dat Hij deze bezoeking over Europa bracht, opdat de volkeren zouden getuchtigd worden en weer naar Hem zouden leeren vragen.

En bij deze verootmoediging hebben wij niet in de eerste plaats te vragen naar de zonden, waardoor andere volkeren en natiën Gods toorn over zich .verwekt hebben, maar de hand te steken in eigen boezem. Als Nederland dusver gespaard bleef, was het waarlijk niet, omdat onze schuld tegenover God den Heere geringer was, maar uit barmhartigheid en genade alleen. Wanneer ook maar een 'oogenblik de gedachte bij ons opkwam, dat we beter waren dan de andere volkeren ; van Europa, , zou juist die eigengerechtigheid Gods toorn over ons kunnen verwekken. Veeleer past het ons, in deze dagen voor Gods aangezicht te komeii om daar belijdenis te doen van onze zonden en overtredingen; de zonden van ons volk, de zonden van Christus Kerk in ons land, de zonden van onze gezinnen en de zonden van onze personen. Alleen toen Nineve op de prediking van Jona zich bekeerde en boete bedreef voor Gods aangezicht, werd het oordeel Gods, dat reeds was aangekondigd, nog afgewend.

En bij die verootmoediging kome dan ook, zooals David deed in een der hachelijkste oogènblikken van zijn leven, een zich versterken in den Heere onzen God. Niet in ons leger, dat op de grenzen de wacht houdt; niet in de wijsheid van de regeerders van ons land; zelfs niet in de eminente positie, die onze Koningin inneemt, maar in God den Heere ligt de sterkte van ons volk. Zooals Willem de Zwijger het eens in een der bangste momenten van onze historie uitsprak: Ik heb een verbond gemaakt met den Potentaat der Potentaten, zoo stelle ons volk ook nu weer zijn vertrouwen in dien God, die Netlerland zoo vaak uit gevaren gered heeft. Ons lot, ook het lot van ons volk, is veilig in Zijn handen, en dit is onze sterkte, te weten dat de Heere regeert. Vergeet het niet, Goos kind heeft bovenalln deze dagen een exempel te geven aan de wereld, hoe geloofsvertrouwen moed en. kracht geeft. Dan zal geen paniek zich meester maken van het hart, maar we met den Psalmdichter zeggen: De Heere is mijn licht en heil, voor wien zou ik vreezen? De Heere is mijn levenskracht, voor wien zou ik vervaard wezen? Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zoü niet vreezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zoo vertrouw ik hierop.

En dan mag met dankbaarheid worden opgemerkt, hoe metterdaad bij ons volk weer een zoeken en vragen is naar God den Heere en Zijn Woord. De kerkgebouwen zijn meer gevuld dan ooit te voren. Zelfs de bidstonden in de vreek worden druk bezocht. Veleri die 't kerkgaan ontwend waren, komen weer, en zelfs in 't psalmgezang beluistert men weer een dieperen toon. Het is opmerkelijk, gelijk een onzer predikanten ons schreef, hoe rijk ook nu weer Gods Woord blijkt in vertroosting en bemoediging: ge behoeft niet naar een tekst ce zoeken; als onwillekeurig vindt men een woord geschikt voor de prediking. En die prediking pakt weer, het rijk der slapers heeft uit; er is weer een luisterend oor en een opmerkzaam hart. Ook de band, die ons met alle Christen-broeders vereent, wordt weer dieper gevoeld; kleine geschillen en krakeelen wijken of treden op den achtergrond, en de eenheid van het geloofsleven werkt weer krachtiger door.

Zoo zijn er thans reeds vruchten te zien van de bezoeking, die God over de volkeren bracht. Diep drijft Hij, die de Hemelsche landman is, het kouter door den akker, en de ploegscharen snijden door de harde aardkorst heen. Maar Hij doet het niet om te verderven, maar opdat er straks uit den doorploegden akker een geestelijke oogst wasse. Zoo was het een eeuw geleden, toen op den wereldkrijg onder Napoleon het geestelijke Reveil, de wedergeboorte der natiën volgde. Zij dat ook nu de vrucht, die in stilte groeit op den bodem van Europa, \vaar zooveel bloed vloeit en zooveel tranen worden geweend. Dan zal niet te vergeefs de tuchtroede over de volkeren zijn uitgestrekt, maar uit de duisternis het licht worden geboren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Nu we na het zomerreces

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1914

De Heraut | 4 Pagina's