GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zoo die dagen niet verkort werden”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoo die dagen niet verkort werden”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zoo die dagen niet verkort werden, geen vleesch zoude behouden worden; maar om der uitverkorenen wille zullen die dagen verkort worden. Matth. XXIV : 22.

Maar al te vele geloovigen beelden zich bij 't indenken van de toekomende dingen in, dat er nog steeds mogelijkheden geboren worden, die ons op verrassende toekomsten inhetGodsbestel voorbereiden. Ze geven dan wel toe, dat het naderen van het einde zich in schier voelbare voorteekenen aankondigt, maar toch hechten ze steeds nog aan de voorstelling die hen hopen en gelooven doet, dat nog geheel onverwachte perioden zijn in te wachten, die steeds op nieuw de dagen der Voleinding verschuiven, en die een verrassende uitkomst, die plotseling in kon vallen, schier ondenkbaar rnaken.

Nu moet toegegeven, dat verschuiving en opschuiving van het einde door telkens nieuw intredende gebeurtenissen ongetwijfeld tot de mogelijkheden behoort, en ook wij zullen ons wel wachten, alle uhzicht hierop af te snijden. Maar toch mag niet toegegeven aan de zoo licht opkomende neiging, om in een - telkens op nieuw verschuiven van de eind-verwachtingen heil te zoeken. Reeds op zich zelf is dit niet geoorloofd, omdat het strijdt met wat de toekomst baren moet; maar 't is bovendien dddrom te meer af te keuren, dat men zich aan zulk een verwachting te zeer vastklemme, omdat de Christus zoo nadrukkelijk en zoo opzettelijk geheel tegenovergestelde verwachtingen in de Schrift heeft opgewekt, Zijn ontferming komt er tegen op. De ontferming van den Middelaar trekt zich als saam in hetgeen hij reeds vóór zijn Kruis zijn Jongeren op 't hart bond, toen hij hun voor gewis en zeer zeker aanzeide, dat de bangste verdrukking en het grievendst leed nog altoos aan zijn verlosten te wachten stond, maar dat juist hiertegen de ontferming van den Middelaar zich verzetten zou, en dat alsdan de bange lijdeosperiode van het einde zou worden verkort. Van een geleidelijke, rustige, stille ontwikkeling, die onze tegenwoordige toestanden als van zelf in de zalige Voleinding zou doen overgaan, kondigt de Christus telkens vlak het tegendeel aan. Veeleer is opnieuw, naar den grooten gang van zaken, een periode van bittere vervolging in te wachten, en het zou, greep de Christus niet in, alleen door die bange verdrukking heen denkbaar zijn dat 't einde, of wilt ge de Voleinding, zou kunnen intreden.

Overduidelijk sprak de Christus reeds, eer hij aan het Kruis bezweek, het voor zijn discipelen uit, dat het bangste nog komen moest, dat dit bangste ontzettend zou wezen, en dat ontferming moest ingrijpen om dit laatste woeden van den Booze niet vernietigend te doen worden, f Alsdan, zoo toch liet de Christus zich vóói zijn sterven reeds uit, alsdan zal een groote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal." Ja, nóg sterker Het de Christus zich uit, toen hij aldus voortging: »En zoo die dagen niet verkort werden, geen vleesch zoude behouden worden." Doch op deze pertinente bedreiging volgt dan ook ten slotte de profetie van de reddende genade, als de Christus betuigt: »Maar om der uitverkorenen wille zullen die dagen verkort worden."

Deze betuiging van den Christus schiet, wat klare duidelijkheid betreft, in niets te kort. Werd de voleinding der aardsche tafereelen geheel aan zich zelf overgelaten, zoo zou er in 't eind niet anders te wachten kunnen zijn, dan het bitterste, bangste en wreedste einde, en met name de geloovige belijders zouden hierin als verteerd worden. Niet alleen toch dat de dagen van het martelaarschap uit de eerste eeuwen zouden terugkeeren, maar dit eind van 't martelaarschap zou nóg banger gestalte en nog pijnlijker vorm aannemen. Ja zelfs zou 't een oogenblik den schijn erlangen, alsof alle de geloovigen in dit martelaarschap ten onder gingen.

Zoo zou 't op 't eind zich ontwikkelen, bijaldien de Christus niet met reddende almacht ingreep. Doch die redding wordt ons dan ook toegezegd. De Christus zal, als de Voleinding naderende is, op beslissende wijze ingrijpen, om den gruwel der verwoesting in matiger vorm over te leiden, en althans de uitverkorenen zullen aan dit genadiglijk tusschentreden van den Middelaar de afwending van 't bangste danken mogen.

Hieruit nu kan en mag niet anders afgeleid, dat dat de geloovigen in de dagen, die de intreding van het einde doen gevoelen, zich niet mogen overgeven aan onware voorstellingen, maar veeleer op het ontzettendste voorbereid hebben te zijn. Ongetwijfeld kan er nog altoos verlenging van de genadeperiode intreden. Het is de Almachtige die tenslotte het einde 'op schier verrassende wijze met overrompelende overmacht zal doen opdagen. En dan zal 't uit zijn. Berekening is hierop onzerzijds niet te maken. Al is 't toch dat in het Boek der Openbaringen ons scherp wordt afgeteekend, welke reeks van gebeurtenissen het einde als zullen inluiden, toch blijft 't geheel in 't onzekere, welk een periode voor elk van deze machtige gebeurtenissen gesteld zal worden. De opeenvolging van die eindgebeurtenissen kan langzaam in de realiteit inschuiven, maar ze kan ook onverhoeds al het bestaande omverwerpen, om de eindperiode te doen intreden. Wat ons in die overgangsperiode aangrijpen kan, zijn alleen de satanische woelingen, waartegen de Almacht zich tenslotte in heilige genade keert, door den hangen jammer, die intrad, tot voleinding te brengen. Natuurlijk blijft de Almachtige ook hier geheel vrijelijk over de opeenvolging der groote gebeurtenissen beschikken. Van Hem, en van Hem alleen, gaat stuur en richting uit, en het eenige wat zich hierbij tot óns keert, is de volgorde die vaststaat, als de gang der eerste gebeurtenissen inzet, en de graad van ontzetting waarin 't zich alles ook ten koste der geloovigen zal openbaren. Hierop toch moet steeds scherp gelet, dat, naar gelang de Voleinding over ons wordt ingez«t, de toestand der geloovigen door het maatschappelijke en staatkundige leven der volken steeds meer in benauwing geraakt. Nergens wordt ons in de Schrift de voorstelling gegeven, alsof de geloovigen in de ure der Voleinding overvloedige heerschappij in het leven der volken zouden erlangen. Veeleer treedt, als het einde ons wordt voorgesteld, steeds opnieuw de periode der eerste Christenheid ons tegemoet. Het is het martelaarschap van den aanvang, dat ook in het einde de positie der geloovigen zal keng h k m t g h a p r merken. Er is geen sprake van, dat de geloovigen in het eind de heerschappij over het leven der geheele wereld aan zich zouden hebben getrokken. Als de zaligheid ingaat, valt die zaligheid allerminst aan allen toe. Alleen de geloovigen zullen er den zegen van genieten, en de geloovigen zullen dan niet zijn alle kinderen der menschen, doch onder die ontzet-tende schare niet dan een kleine minderheid. »Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren"^

Onder de leiding van de Heilige Schrift kan derhalve noch ons begeeren, noch onze verwachting zich uitstrekken naar verlenging van het aantal eeuwen dat de strijd op aarde nog zal doorgaan. Der Christenen hope moet veeleer op 't spoedig intreden van de voorteekenen van het einde gericht zijn. Dit zou dan alleen anders mogen wezen, bijaldien 't ons beschoren was ten slotte geheel de macht der wereld onder de heerschappij van ons beginsel te brengen. Doch juist dit is ons èn door wat de Christus reeds voor zijn sterven betuigde, én door wat hjj in Johannes Openbaring ons als in beeld bracht, afgesneden. Er zou zelfs thans veelmindernadruk op de Voleinding zijn te leggen, indien we zeggen konden, dat het Evangelie de wereld wint, en dat allengs de volkeren geheel in. één juichende menschenmassa konden worden omgezet. Doch hiervan zien we dan ook van jaar tot jaar steeds vlak het tegendeel al klaarder voor oogen treden Er is geen sprake van, dat 't zich alles nogmaals, gelijk voor een twaalfhonderd jaren, om den Naam van Christus saam zou vereenigen, om een ontwikkeling en beschaving te verwerkelijken, die het Kruis tot uitgangspunt had. Eer omgekeerd moet erkend en beleden, dat thans almeer de scheiding en de tegenstelling intrad. Het anti-Christelijk element belichaamt zich in wat als Socialisme en Communisme optreedt. Duidelijker valt steeds te ontwaren, hoe met name in de toonaangevende Steden en Staten almeer de Christelijke grondsteUingen op zij worden gedrongen, en door ongeloofs-theorieën vervangen. Het Christelijk element breidt zich niet uit, maar krimpt gestadig in, en vandaar de drang onder de oprechte Christenheid, om de eindbeslissing als in te roepen. De dagen van druk moeten niet verlengd^ maar verkort worden. En die inkorting is een genade die we eeniglijk van den Christus kunnen inwachten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Zoo die dagen niet verkort werden”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's