GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 85

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 85

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

84

ondoelmatige gebouw maakte extra personeel noodzakelijk. Zo waren er voor de verzorging van de 65-80 kinderen zo’n dertig personen in dienst. De helft ervan was assistent‑ of leerlingverzorgster in opleiding. Zij volgden de verplichte en sinds 1950 aan het instituut gegeven cursus kinderbescherming a en b. Daarnaast waren er drie portiers, vier personen huishoudelijk personeel, vier administratieve krachten en een klusjesman/stoker. Hun aantal breidde zich met het voortschrijden der jaren alleen maar uit. Het personeel werd onderbetaald. Dat had tot gevolg dat er vele mutaties waren. Verzorgsters die hun diploma hadden behaald zochten spoedig een andere werkplek. Vele leidsters waren jong, zo’n zestien of zeventien jaar, en konden de verantwoordelijkheid niet aan. Bovendien miste men mannelijke leiders, zo vermeldde een circa 1955 opgesteld klachtenboek. Bij het 25-jarig bestaan in 1956 bracht Waterink in zijn rede hulde aan allen die de afgelopen 25 jaar aan het instituut hadden gewerkt: ‘hun salaris kwam zelden of nooit uit boven de 50 % van dat, wat elders werd uitgekeerd, maar de verantwoordelijkheden, die op hun schouders werden gelegd en de werktijden, die van hen werden gevraagd, lagen meermalen ver boven die, welke elders in soortgelijke posities werden aangetroffen. En enigermate geldt dit vandaag nog.’ 6 Daarbij kwam dat het instituut in de top juist zwaar was. Naast Waterink waren er een waarnemend directeur, een arts en vier tot vijf psychologen. Deze psychologen waren noodzakelijk sinds het laboratorium zelfstandig was. Ze zijn ook een teken van de veranderende insteek in de behandeling. Net als voorheen was Waterink de persoon die het gezicht naar buiten toe bepaalde en die zich vooral bezig hield met de exploitatie van het instituut. Voor hij in 1954 voor een halfjaar naar Amerika vertrok, schreef hij dan ook een uitgebreid memorandum voor het bestuur. Daarin benadrukte hij het speciale karakter van het instituut: ‘Het instituut moet gezien worden als een gespecialiseerde inrichting, indirect verbonden aan een universiteit. Het is geen opvoedingsinrichting, het is geen kinderhuis, maar het is te vergelijken met een kliniek. Als zodanig wordt het ook door de regering erkend. (...) Ons Paedologisch Instituut in Amsterdam is het grootste van de drie bestaande. Het is ook het oudste en heeft verreweg het meeste werk gedaan. Er wordt uit den aard der zaak van ons verwacht, dat wij het voorbeeld geven en dat wij de stand, die wij pretenderen te hebben, ook naar buiten ophouden.’ 7 Klaarblijkelijk vreesde Waterink dat tijdens zijn afwezigheid het

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 84 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 85

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's